Economie koelt af

De Nederlandse economie keert terug naar een standaard groeitempo. De betrekkelijk hoge groei van de afgelopen jaren is voorbij. Naast de op 5 maart jl. gepubliceerde cijfers is vandaag de volledige raming door het Centraal Planbureau (CPB) gepubliceerd, met gedetailleerde informatie over de economische groei, de ontwikkeling van de koopkracht en het begrotingsbeleid. De wind uit het buitenland doet de economie afkoelen. Onzekerheden die al enige tijd boven de wereldeconomie hingen – zoals het handelsbeleid van de VS, de Brexit en de staat van de Chinese economie – hebben nu hun weerslag in de reële economie.

De afkoeling is vooral terug te zien in de Nederlandse uitvoer, die in 2019 en 2020 beduidend minder hard groeit dan in de afgelopen jaren. Ook de investeringen en particuliere consumptie groeien minder hard. De totale binnenlandse bestedingen blijven op peil doordat het expansieve begrotingsbeleid grotendeels compenseert voor de lagere groei van particuliere bestedingen. Na groeipercentages van boven de 2%, wordt voor 2019 en 2020 een bbp-groei van 1,5% voorzien.

De internationale handel groeit in een lager tempo. De vertraging in de wereldhandelsgroei na de financiële crisis – de global trade slowdown – wordt thans versterkt door hogere importtarieven. De koers van de VS veroorzaakt daarbij onzekerheid. Onderhandelingen met China duren voort en mogelijk worden importheffingen op Europese voertuigen verhoogd. Dat zou met name de Duitse economie raken. De Chinese groei en handel lopen beide terug, wat verband houdt met het overheidsbeleid om tekorten en schulden te verminderen.

De arbeidsmarkt blijft krap, maar de werkloosheidsdaling is nu voorbij. De werkgelegenheid blijft stijgen, maar in een minder hoog tempo dan voorheen. De krappe arbeidsmarkt, met een hoge vacaturegraad, moedigt nog steeds mensen aan om betaald werk te zoeken. De werkloosheid stijgt per saldo licht naar een nog altijd lage 4,0% in 2020. In de krappe arbeidsmarkt krijgen hoger opgeleiden steeds vaker een vast contract. Het aantal vaste contracten voor middelbaar en lager opgeleiden stijgt veel minder.

De contractloonstijging versnelt, wat bij een matige inflatie in 2020 gunstig is voor de koopkracht. Door lastenverhogingen is de inflatie in 2019 met 2,3% betrekkelijk hoog, maar in 2020 valt zij weer terug naar 1,4%. Door de arbeidsmarktkrapte en hogere inflatie in 2019 stijgen de contractlonen harder dan in voorgaande jaren. De toename is in historisch opzicht echter beperkt, wat onder meer verband houdt met de minder sterke stijging van de arbeidsproductiviteit. Niettemin resteert een reële loonstijging, die gunstig is voor de koopkracht van huishoudens. Door het tweeschijvenstelsel en de hogere arbeidskorting gaan werkenden en gepensioneerden er de komende jaren meer op vooruit dan uitkeringsgerechtigden.

De overheidsbestedingen groeien stevig, maar minder dan beoogd. De groei van de overheidsconsumptie is met 2,4 en 2,3% in de ramingsjaren dubbel zo groot als in de afgelopen jaren. Toch blijft de groei achter bij de plannen: onder andere vanwege de krappe arbeidsmarkt kunnen intensiveringen bij met name defensie en infrastructuur niet alle worden gerealiseerd. Hierdoor en door hoge belastinginkomsten als gevolg van de stand van de economie houdt de overheid een begrotingsoverschot: 1,2% van het bbp in 2019 en 0,8% in 2020.

Naast het Amerikaanse handelsbeleid en een verdere terugval van de Chinese economie is een no deal Brexit een risico voor de economische groei. Het leidt op korte termijn tot chaos en berokkent economische schade – in het bijzonder als het ‘no deal-scenario’ niet snel ten einde komt. Voorts is de Italiaanse economie in recessie, wat in combinatie met verzwakte banken een neerwaarts risico geeft voor de eurozone-economie. De economische groei valt hoger uit indien de overheidsbestedingen hoger uitvallen.