Een kind heeft ook na scheiding beide ouders nodig

“Ik vind het niet leuk, maar ik ga er niet om zitten janken”, schijn ik gezegd te hebben toen mijn ouders gingen scheiden.
Mijn broertje was gevoeliger en hoopte jarenlang dat ons vader weer thuis zou komen wonen.
Toen besefte ik nog niet dat de scheiding diepe sporen zou trekken in ons leven. Onze zorgeloze kinderjaren waren voorbij. Niet zozeer omdat onze ouders uit elkaar gingen (daar kon ik mee leven), alswel dat we ons vader nu veel minder zouden zien.

Mijn vader betrok een ruim appartement. Er kwam een mooie, glanzende houten vloer en weelderige planten. En mogelijk aangestoken door mijn liefde voor dieren, kwam er een aquarium met goudvissen. Het was mooi ingericht, met een achterwand die uit rots leek te bestaan. Behalve goudvissen zwom er ook een algeneter, een steurachtige vis met een zuignap, die de ruiten schoonhield.
Waar in veel huishoudends de televisie het ijkpunt was, stond hier het aquarium centraal.
Het werd voor mij en mijn broertje werd het een tweede thuis. Tenminste, dat had het kunnen worden als we er vaker hadden mogen vertoeven dan alleen een weekend per twee weken. In die tijd was het gebruikelijk dat kinderen na een scheiding bij hun moeder bleven wonen en er met de vader een omgangsregeling was.
Mijn vader genoot van de nieuwe vrijheid. Afspreken met vrienden wanneer hij wilde. Hij had nu veel meer ruimte om muziek te maken. Mooie muziek is iets wat hij zijn kinderen ook meegaf.

Traditionele hechtingstheorieën gaan ervan uit dat een kind een primair hechtingsfiguur heeft, meestal de moeder. De vader wordt gezien als secundair hechtingsfiguur. Dat is achterhaald.
Hoewel in de eerste negen maanden na de geboorte moeder en kind een symbiotische relatie met elkaar hebben, kan na die levenspauze het kind een even hechte band met de vader aangaan.
Uit onderzoek blijkt dat opgroeiende kinderen die zowel bij de moeder als vader wonen, gemiddeld beter gaan dan kinderen die hun vader weinig meer zien. Het criterium voor co-ouderschap is dat beide ouders betrokken zijn bij het dagelijks leven van de kinderen, zoals school, sport en vriendjes.
Het kind woont bijvoorbeeld vier keer per week bij de moeder en drie dagen bij de vader. Het hoeft niet krampachtig 50-50.
Kort na de scheiding hebben kinderen het moeilijk, ook bij co-ouderschap.
Maar als ze aan de nieuwe situatie gewend zijn, gaat het de meeste kinderen goed. Ze doen het beter op school, hebben minder gedragsproblemen en minder psychische problemen dan kinderen die voornamelijk bij een van de ouders wonen.
De nadelen, zoals twee keer per week wisselen van huis, wegen niet op tegen de voordelen: Dat het kind zijn dagelijks leven bij beide ouders leidt. De meeste kinderen zijn veerkrachtig. Hun thuis is niet zozeer een plek, maar daar waar hun familie is.
Dus lang niet in ieder geval dat de ouders scheiden, leeft het kind in een 'gebroken' gezin.
Het stereotype beeld dat een verdrietig kind dat met een rugzakje tussen twee ouders pendelt, is lang niet altijd waar.
Er zijn veel kinderen die uiteindelijk zelfs gelukkiger zijn dan toen hun ouders nog getrouwd waren. Omdat de ouders zich gelukkiger voelen.
Bovendien heeft het kind er een thuis bij.

Verschillende studies tonen aan dat kinderen die bij beide ouders opgroeien de minste stress ervaren van de kinderen met gescheiden ouders. Dat geldt zelfs als er nog onenigheid speelt tussen de ouders, schrijnende gevallen daargelaten. De studies zijn niet wetenschappelijk te noemen. Zo zijn de vragen over het kinderwelzijn beantwoord door de ouders. Bovendien gaan ouders die voor co-ouderschap kiezen al redelijk harmonieus met elkaar om en hebben zij weinig persoonlijke problemen. De vader was tijdens het huwelijk intensief betrokken bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. Het waren dus al vrij gelukkige gezinnen.
Toch is de conclusie dat kinderen het beste gedijen als beide ouders bij hun dagelijks leven betrokken zijn en blijven, zo logisch als wat.

De eerste twee jaren na de scheiding van mijn eigen ouders ging het redelijk goed. Moeder ondernam regelmatig leuke uitjes met ons. Ze sprak vaak af met een vriendin en dan gingen we gezamenlijk naar de grote speeltuin. De dochters van die vriendin kende ik al vanaf hun kleutertijd. De oudste was een jaar jonger dan ik, haar zusje drie jaar jonger.
Zeker nadat we een keer als twee gezinnen een lang weekend op vakantie waren geweest, ontstond er een vriendschap. De meiden hadden een ondeugende soort humor en waren altijd in voor een geintje of een avontuur.
Hoewel mijn leven moeilijker was dan toen ik mijn vader nog elke dag om me heen had, redden we het prima en voelde ik me een geliefd kind.

Mijn leven veranderde pas ingrijpend toen ik naar de bovenbouw ging. Waar ik in de middenbouw gewoon mezelf kon zijn, werd ik nu gepest met mijn anders zijn. Ik was tien jaar. De stress door school uitte zich thuis in opvliegend gedrag, snel overstuur zijn en het dan op het gillen zetten.
Mijn moeder kon daar niet mee omgaan. Haar angst dat ik onhandelbaar zou worden (iets wat deskundigen haar voor hebben gehouden, dezelfde mensen die me naar het cluster 4 onderwijs hebben verwezen), leek uit te komen. Natuurlijk was ik niet echt onhandelbaar, dit was mijn manier om me te uiten. Dat ging vaak niet bewust, maar uit onvermogen.
De zorg voor haar twee kinderen (vooral voor mij) viel mijn moeder zwaar.
Bij mijn vader vond ik de sfeer veel fijner. De muziek, de sfeer en de aandacht. Hier voelde ik me gewenst. Hier leefde ik voor. Maar steeds werd het zondagavond en werden mijn broertje en ik weer teruggebracht. Dat deed pijn in mijn hart. Waarom? Ik wist geen manier om hier over te praten.

Een paar dagen per week bij ons vader zijn zou mij en mijn broertje heel goed hebben gedaan. Mijn broertje zou de scheiding dan beter verwerkt hebben. Maar dat is achteraf gepraat.
Het zou ons moeder ook goed hebben gedaan als ze een paar dagen per week voor zichzelf had.
De jaren vanaf mijn tiende tot mijn veertiende verjaardag hadden dan anders kunnen lopen.
En mijn vader zou dan nog steeds een deel van de week voor zichzelf hebben.
Ik ben blij om me te lezen dat co-ouderschap een vlucht heeft genomen. Al een kwart van de kinderen woont na de scheiding bij beide ouders.
Ik besef dat co-ouderschap niet in iedere situatie de beste oplossing is. Bijvoorbeeld als een vader of moeder tijdens het huwelijk nauwelijks naar de kinderen heeft omgekeken, kan het kind het beste wonen bij de ouder die wel tijd en aandacht heeft voor de kinderen.
Maar in mijn geval vind ik het moeilijk te begrijpen dat ik mijn vader weinig meer zag.
Hoewel de band met mijn vader intact is gebleven, heb ik dit als een groot gemis ervaren.

https://www.volkskrant.nl/mensen/permanent-pendelen-tussen-twee-ouders-wat-doet-dat-met-kinderen-~bba38d4f/