Is de puberteit een ontwikkelingsfase, of een (laatste) in-wikkelingsfase?
De puberteit zien we als een overgangsfase tussen kind en volwassenheid. Het kind wil zijn innerlijke stem vinden en ontdekken wat zijn rol is in deze wereld. Een houding vinden tegenover het leven en de maatschappij.
Veel pubers zien vooral de schaduwzijden van hun opvoeders.
Al vanaf dat ik 11 jaar was dacht ik na over opvoeding van kinderen en zag voorbeelden om me heen.
Dat een leraar onbeheerst tegen een klasgenoot uitviel, omdat ze zat te praten onder de les. Ik dacht aan hoe het vriendelijker kan.
Vanaf dat ik tien jaar was, kwam ik in opstand. Eerder uit nood dan bewust grenzen opzoeken. Niettemin merkte ik dat er veel niet klopte.
Dat veel volwassenen niet oprecht waren en mij in een rol duwde, alsof er iets mis wat met mij.
Zo trof ik een leraar die me mijn autisme af probeerde te leren. Ik moest voldoen aan zijn normen, maar dat lukte niet. Uitingen van stress werden bestraft.
Over het algemeen haalde ik goede cijfers, maar dat was niet genoeg. Klonk ik niet enthousiast genoeg, dan ging hij me nadoen.
Ik moest me gedragen als een modelburger. Klasgenoten volgden zijn voorbeeld en zo begon het pesten en buitensluiten.
Hij was zelf zeker geen rolmodel, want hij zette kinderen aan tot om iemand die 'anders' is te zien als minderwaardig. Hij gebruikte me als voorbeeld van hoe het niet moet.
Bij mijn moeder thuis ging het steeds slechter. Zij kon moeilijk omgaan met mijn 'gedragsproblemen', die voor een deel waren aangepraat door hulpverleners. Ik voelde me onbegrepen en niet welkom. Gemotiveerd om positieve veranderingen in mijn leven te creëren, was er al helemaal niet meer bij, ik werd vooral bevestigd in mijn rol.
Vrienden hadden me ook laten vallen omdat ik 'toch steeds sip' was.
Thuis kon ik meestal redelijk mijn eigen gang gaan. Ik had mijn muziek en mijn tamme ratten. Ook kon ik goed alleen zijn en mezelf bezig houden.
Ergens gaf mijn moeder om me, want ze was ook vaak bezorgd.
Mijn puberteit heb ik min of meer overgeslagen. Weliswaar had ik vaak een bokkenpruik op, maar er was geen ruimte voor zelfstandigheid, het ontdekken van mijn identiteit, creativiteit, en de weg naar innerlijke vrijheid vinden.
Met mijn vader had ik een innige band, bijna alles kon ik met hem delen. Toen ik acht jaar was zijn mijn ouders gescheiden. Totdat ik veertien was zag ik hem maar eens in de twee weken. Af en toe kwam hij tussendoor langs. In de zomervakantie brachten mijn broertje en ik drie weken bij hem door.
Mijn ouders zaten overal bovenop, om alles te proberen te regelen. Uit zichzelf voedden ze hun kinderen al beschermend op en met mijn diagnose en prognoses was er helemaal geen ruimte meer voor zelfstandigheid. Ik werd een zorgobject, in plaats van een dochter.
Emotioneel voelde ik me vaak in de kou staan.
Veel schadelijker dan het gezinsleven, was de rol van deskundigen. Volgens hen (uitzonderingen daargelaten) zouden de problemen alleen maar erger worden en moest ik op den duur opgenomen worden in een kinderpsychiatrisch ziekenhuis. Toen er door stress op school inderdaad conflicten ontstonden, werd mijn moeder bevestigd in haar grootste angst; ik was onhandelbaar.
Mijn ontwikkeling stond stil. Ik voelde me als een konijn in een veel te kleine kooi met veel te weinig mogelijkheden.
Met veertien jaar ging ik bij mijn vader wonen. Hier was wel aandacht en ruimte voor gevoelens.
Uren konden we praten over wat ik meegemaakt had. Humor en plezier ontbrak ook niet. Ik voelde me er welkom en geliefd. Maar ook hier werd ik een project.
Zo moest de indicatie voor taxi-vervoer elk jaar worden geregeld.
Een keer waren mijn ouders daar te laat mee begonnen, en zaten met hun handen in het haar. Ze hadden handtekeningen nodig van school, terwijl het al zomervakantie was.
Ik voelde me een blok aan het been, want het kwam vast door mijn problemen dat ze zoveel zorgen hadden.
Als ik aangaf dat ik zelfstandig wilde leren reizen, dan werd dat uit mijn hoofd gepraat.
Mijn vader was op zijn beurt aangepraat dat ik nooit zelfstandig zou kunnen leven.
Het was vooral de speciale school die deze situatie in stand hield.
Ingehaald door het langdurige indoctrinatieproces, ben ik me onbewust meer en meer gaan aanpassen. Ik werd in-gewikkeld, in plaats van dat ik me ont-wikkelde.
Waar ik als jong kind nog ferm uit de hoek kon komen en kon aangeven wat ik wel en niet wilde, werd ik langzaam steeds volgzamer.
Ik ging stotteren. Elk gespreksonderwerp dat spanning gaf, juist omdat het voor mij belangrijk was, zorgde dat ik dichtklapte. Als ik wilde praten over wat ik nodig had of wat me dwarszat, kreeg ik buikkrampen en kneep mijn keel dicht.
De weg naar volwassenheid was er dus geen van verworven autonomie en zelfstandigheid, maar van een leven met weinig kansen.
Eigenlijk kreeg ik levenslang.
Ik ben zelfs ingeschreven voor 24-uurszorg.
Dat ging gelukkig niet door. Ik trof een begeleidster, betaald uit Persoonsgebonden Budget, die er van uitging dat ik wel zelfstandig kon worden. Zij leerde me onder andere reizen met het openbaar vervoer.
Toen ik begeleid moest gaan wonen (ik werd er weliswaar niet tot gedwongen, maar het was ook niet echt een eigen keus), raakte ik mijn PGB kwijt en stopte ook de begeleiding.
Weer raakte ik kwijt wat ik had opgebouwd.
Ik voelde me oud. Soms leek het alsof ik in mijn laatste levensfase zat en het deel dat de moeite waard was al voorbij was. Toen was ik begin twintig!
Uit nood geboren ging ik op zoek naar contacten via Internet. Gelijkgestemden. Op die manier heb ik een paar vrienden gevonden.
Zij gaven me het vertrouwen dat ik zelfstandig kon wonen.
Op mezelf gaan wonen is misschien wel de beste keuze die ik ooit gemaakt heb. Binnen een dag voelde ik me meer thuis dan dat ik tijdens het begeleid wonen ooit gedaan had. Ik werd me bewust van de weg naar vrijheid. Ook kreeg ik er plezier in om vrienden uit te nodigen. Onder de begeleide bewoning voelde ik me bijna altijd gespannen. De sfeer werd bepaald door het bestuur, door begeleiding, door andere cliënten, het beleid en de buurt. Nu creëerde ik mijn eigen sfeer. De 'ruimte' die ik betrad voelde helder en schoon.
Veel mensen geloven dat pubers zich afzetten omdat ze behoeften hebben aan grenzen. Is dat echt altijd zo?
Ik ben juist teveel begrensd.
Pubers willen gehoord en gezien worden. Dat er naar hun wensen geluisterd wordt.
Een puber heeft ouders nodig die achter hem staan en in essentie vertrouwen hebben in zijn levenspad. Als er respect is en ouders kunnen meegaan in de belevingswereld van een kind, maar hem ook privacy gunnen als hij daar behoefte aan heeft, is het kind vaak beter te bereiken.
Elkaar aanvoelen. Wanneer heeft het kind behoefte aan steun en een luisterend oor en wanneer wil hij iets zelf oplossen en met rust gelaten worden?
Luisteren naar de puber (al vindt je het zelf onzin) en ingaan op wat het duidelijk wil maken, werkt beter dan het overladen met jouw zienswijze of het kind ondervragen.
Open, belangstellende vragen kunnen een filosofisch gesprek opleveren.