Magistrale manouvres in Moskou (12)

John Beringen is bekend geworden door o.a. zijn boek ''Het verschijnsel Bob Evers'', hetgeen inmiddels een veel gezocht collectors-item is geworden. Geïnspireerd door de unieke opzet van de Bob Evers- verhalen besloot hij een eigen serie op te zetten: de ''Fred Huizinga-serie'' ''Magistrale Manoeuvres in Moskou'' is het eerste deel uit een trilogie.

Hoofdpersonen zijn drie jongens uit Utrecht van begin twintig jaar oud, t.w.: Fred Huizinga, die bij zijn vader in de zaak (een metaalbedrijf) werkt op de afdeling verkoop, Peter Heygraaf, advocatenzoon en student rechten en Hans Verlinden, die werkzaam is op het administratieve vlak via uitzendbureaus. Het verhaal speelt zich af in 1992; ruim een half jaar na de val van het ijzeren gordijn. Met toestemming van zijn uitgever en John zelf mogen we dit boek als feuilleton hier plaatsen. Mocht je de eerdere delen gemist hebben, een link naar de eerdere delen staat onderaan.

"Hallo?" "Hallo?" reageerde een stem aan de andere kant van de verbinding. "Hallo, met Fred hier. Bent u dat, vader?" "Ja, wie dacht je dan, Gorbatsjov soms?" "Nee, want die zit hier in Moskou." "Hèhè, wat zijn we weer leuk," zuchtte Huizinga senior, "ik kreeg daarnet een juffrouw aan de lijn die me in onverstaanbaar koeterwaals iets vertelde; toen een tijdje niks en daarna stond jij te halloën. Maarre.. hoe gaat het?"

In het kort vertelde Fred wat ze bereikt hadden. "Dat is lang niet slecht," zei pa Huizinga toen Fred uitgesproken was. "Dus morgenochtend gaat die Rus met Peter poolshoogte nemen bij Novi Transport."  "Ja." "Mooi zo; als ik het goed begrijp, gaan jullie daarna zo nodig verdere actie ondernemen?" "Ook dat is juist." "Als jullie maar goed op je tellen passen." "U wordt oud, vader,"  grinnikte Fred. "Ik hoop het," reageerde pa Huizinga nuchter, "dat doet me trouwens ergens aan denken. Geef me eerst de naam van jullie hotel en jullie telefoonnummer." "We zitten in Hotel Rossia; en het nummer..." Fred viste uit zijn achterzak het kaartje van het hotel waar zijn kamernummer opstond. Hij draaide het om en zag onder het reglement het telefoonnummer staan. Hij dicteerde dit. "Hebt u dat?" vroeg hij tenslotte.  "Ja." "Nu is de kans natuurlijk groot dat wij er niet zijn als u soms mocht bellen; in dat geval moet u maar een berichtje achterlaten. Dan bel ik u wel terug." "Ja ja, dat snap ik. Maar nu even iets heel anders. Vandaag belde de vader van Peter mij op..." "De vader van Peter?" onderbrak Fred. "Ja; hij had gisteren een exemplaar van Elseviers Magazine gekocht. Normaal gesproken koopt hij dat blad nooit, alleen dit keer zag hij dat er een reportage in stond over het nieuwe Moskou. En omdat jullie daar naar toe onderweg waren leek het hem wel interessant." "Begrijp ik." "Maar nou komt het: er schijnt in dat bewuste artikel behoorlijk uitgeweid zijn over de enorme chaos die daar heerst op bestuurlijk terrein. Georganiseerde misdaad, corruptie enzovoorts."

"Een van die gevallen zijn wij nu aan het onderzoeken," reageerde Fred droog. "Precies; en dat verontrust hem nou juist!" "Maar vader... we hebben uitgebreid met hem besproken wat we gingen ondernemen." "Natuurlijk jongen, dat weet ik toch; persoonlijk til ik daar niet zo zwaar aan, maar ik kan je wel vertellen dat Heygraaf machtig blij zal zijn als jullie weer terug zijn." "Dat is me ook wat moois," zuchtte Fred, "we zijn nog maar net begonnen." "Nou ja, probeer gewoon wat uit te vinden, maar pas op je tellen; en dat geldt uiteraard ook voor de anderen."

"Dat spreekt vanzelf," zei Fred. Hij keek snel op zijn horloge: "vader, de tijd die ik heb aangevraagd om te bellen kan ieder moment afgelopen zijn. Hebt u verder nog iets belangrijks te vragen of op te merken?" "Nee, ik weet weer genoeg." "Nou, laten we het dan zo afspreken: als wij wat meer weten, brengen wij u op de hoogte en als u nog iets dringends hebt, belt u ons." "Da's goed." Op dat moment was er een fluittoon te horen. "Daar heb je het al," dacht Fred. "Vader, tot horens." "Ja tot h..." De verbinding was verbroken.

Fred legde de hoorn neer, wiste het zweet van zijn voorhoofd en verliet de telefooncel. "Had je vader nog wat nieuws te vertellen?" wilde Peter weten. "Nou, eigenlijk had ik hem uitsluitend wat te vertellen over onze vorderingen," antwoordde Fred. "Hij had zeker niets meer gehoord van Novi Transport." "Nee." Fred besloot zijn mond te houden over de ongerustheid van pa Heygraaf. Want, zo redeneerde hij, wat zou dat voor zin hebben? Ze zouden, hoe dan ook, verdergaan met hun onderzoek en wat hadden ze er dan aan als Peter zich op zijn beurt weer zorgen zou maken over zijn vader?

Inmiddels waren de jongens naar buiten gelopen alwaar ze onder aan de trap direct werden aangesproken door een man die in gebrekkig Engels vroeg of ze een boekje met ansichtkaarten wilden kopen. "Njet," reageerde Peter kort. De man keek even verbaasd en spoedde zich meteen naar iemand anders die net na de jongens uit het telegraafkantoor was gekomen.

"Wat gaan we nu doen?" wilde Peter weten. "Wat jullie van plan zijn, moeten jullie weten," zei Fred, "ik ga slapen; ik ben hondsmoe en wie weet wat het morgen weer voor een dag gaat worden." Hij geeuwde vol overgave en sperde zijn mond zò ver open dat een groep Japanse toeristen, waarschijnlijk eveneens op weg naar het telegraafkantoor, bleef stilstaan. Er klonken opgewonden hoge kreten; één man maakte snel een foto. Fred zei niets maar stak vrolijk zijn hand op naar de fotograaf. Deze maakte een vriendelijke buiging. "Zag je dat?" vroeg Hans verbaasd aan Peter toen ze de groep waren gepasseerd. "Op zich niet zo verwonderlijk," zei Peter, "wij zijn gapers gewend van de oude drogisterijen in Holland. De Japanners hebben zo'n fenomeen natuurlijk nog nooit waargenomen." Het fenomeen Fred geeuwde nog maar een keertje.

Hoe dit verder gaat lees je volgende week. Liever morgen verder lezen? Het boek is ook gewoon te koop en kun je hier bestellen!