Magistrale manoeuvres in Moskou (26)

John Beringen is bekend geworden door o.a. zijn boek ''Het verschijnsel Bob Evers'', hetgeen inmiddels een veel gezocht collectors-item is geworden. Geïnspireerd door de unieke opzet van de Bob Evers- verhalen besloot hij een eigen serie op te zetten: de ''Fred Huizinga-serie'' ''Magistrale Manoeuvres in Moskou'' is het eerste deel uit een trilogie.

Hoofdpersonen zijn drie jongens uit Utrecht van begin twintig jaar oud, t.w.: Fred Huizinga, die bij zijn vader in de zaak (een metaalbedrijf) werkt op de afdeling verkoop, Peter Heygraaf, advocatenzoon en student rechten en Hans Verlinden, die werkzaam is op het administratieve vlak via uitzendbureaus. Het verhaal speelt zich af in 1992; ruim een half jaar na de val van het ijzeren gordijn. Met toestemming van zijn uitgever en John zelf mogen we dit boek als feuilleton hier plaatsen. Mocht je de eerdere delen gemist hebben, een link naar de eerdere delen staat onderaan.

De mannen in het kantoor konden dat echter des te beter vertellen. Fred zou hier later over opmerken dat het leek alsof er plotseling een aardbeving was ontstaan. Igor had naar de telefoon willen lopen om zijn vrouw op te bellen, maar was midden in een stap als aan de grond genageld blijven staan toen de grote ruit bij het bureau in duizend stukken naar binnen viel. Een fractie van een seconde had hij twee geweerkolven gezien. Nog voordat de laatste scherven goed en wel op de grond waren beland, staken er twee lopen van Kalasjnikov machinegeweren dreigend naar binnen. Twee mannen met angstaanjagend harde gezichten waren nu te zien door het kapotte raam. Een van hen schreeuwde iets.

Tegelijkertijd, een fractie van een seconde na een enorme klap, was er een gedreun in de gang te horen dat deed denken aan een kudde op hol geslagen paarden. Ineens werd de deur opengegooid en stroomde het kantoor vol politiemannen met pistolen in de hand. Hans, Peter en Fred werden samen met Michael, Boris en Igor zonder al te veel plichtplegingen gefouilleerd. Een politieman bekeek grimmig de twee pistolen die op Fred en Peter gevonden werden. Inmiddels hadden de wetsdienaren hun eigen pistolen weer opgeborgen en alle aanwezigen handboeien omgedaan. Dat gold ook voor Oljev en Leonov die hun cellotape verruild zagen voor solide metaal. Igor zei iets, waarop een van de politiemannen hem met een verveeld gebaar duidelijk maakte dat hij moest zwijgen. Het was de politie uiteraard niet te verwijten dat ze handelde zoals ze handelde. Tenslotte hadden ze een melding gekregen van een voorval dat op zich grimmig genoeg was. Eenmaal in het gebouw hadden ze een overhoop gehaald kantoor aangetroffen, sporen van een vechtpartij, twee vuurwapens en twee mannen die vastgebonden zaten. Alles bij elkaar meer dan genoeg redenen om het hele gezelschap af te voeren naar het politiebureau om aldaar, na aparte verhoren, de hele kwestie op te tekenen en vast te stellen wie nou de misdadigers en wie de slachtoffers waren. In een dergelijke situatie heeft een politieman weinig tot niets aan verklaringen die ter plekke afgelegd worden in de trant van: "Ik heb hier niets mee te maken" of: "Ik kan het allemaal uitleggen." Uitleggen mag natuurlijk altijd, maar dan op het bureau en met een recorder of stenograaf erbij.
Het was een fraaie optocht van geboeide personen die door de politie naar buiten geleid werd: Hans, Fred, Peter, Igor, Michael, Boris, Oljev en Leonov. Toen Igor in de overvalwagen stapte, vroeg hij bezorgd aan de begeleider of ze nu van plan waren om het gebouw zo achter te laten.

"Breekt u daar het hoofd niet over," had deze geantwoord. "We zijn daar de eerste uren nog wel bezig; als we klaar zijn, laten we een timmerman aanrukken die het raam en de deuropening solide zal dichtspijkeren."
Gerustgesteld was Igor gaan zitten op de lange bank in de overvalwagen.
Nadat er nog twee politieagenten waren ingestapt, werden de deuren van buitenaf gesloten en kwam de auto op gang. Fred wilde iets zeggen tegen Hans, maar een van de bewakers gebaarde hem dat hij stil moest zijn.
Fred bedacht zich dat ze nu in een geheel nieuwe situatie verzeild waren geraakt. Opgebracht door de Russische politie. Hij maakte zich overigens geen enkele zorg over het verdere verloop van de zaak. Na enige tijd zou de politie een duidelijk beeld hebben over wat er was voorgevallen in het gebouw van Novi Transport en zouden ze vanzelf weer worden vrijgelaten. Na een korte rit kwamen ze terecht op de binnenplaats van een donker gebouw. Toen ze allemaal uitstapten, zag Fred dat er prikkeldraad bovenop de muren was aangebracht.

Inmiddels waren de acht geboeiden het gebouw binnen gelopen en bevonden zich in een gang met een granieten vloer, donkere wanden en een hoog, gewelfd plafond. De voetstappen veroorzaakten in de ruimte echo's die overal vandaan leken te komen. Ineens stonden ze voor een zwaar traliehek waarachter zich een klein glazen kantoortje bevond. Een geüniformeerde bewaker kwam naar buiten en opende het hek voor de groep nieuwkomers.
Daarna werd iedereen apart in een kleine cel gestopt.

"Nou, dat is nog eens wat anders dan een comfortabele hotelkamer," dacht Fred opgewekt terwijl de deur achter hem dichtsloeg. Nieuwsgierig bekeek hij de ruimte die niet veel breder was dan twee meter. De lengte was ongeveer drie meter. Aan het plafond hing een kaal gloeipeertje dat met een schakelaar naast de deur aan- en uitgedaan kon worden. Verder bestond het enige meubilair uit een laag bed waar een deken en een kussen op lagen. In de smalle muur, tegenover de wand waarin zich de deur bevond, was een klein rooster aangebracht. Tegen diezelfde wand was een radiator geschroefd.
"Waarschijnlijk hebben ze dit museumstuk van verwarmingstechniek nog in de tijd van de tsaren aangebracht," sprak Fred halfluid. In de hoek bevond zich een wc-pot.
Nieuwsgierig bekeek hij de leuzen die op de muur boven het bed waren gekrast. Tot zijn verbazing zag Fred één tekst die niet in het Russisch geschreven was: "Thanks Johnny", las hij hardop. Hij haalde zijn schouders op; wie die Johnny was en waarvoor hij werd bedankt, zou wel een raadsel blijven.
"Laat ik maar een uiltje knappen," dacht hij, "er is voorlopig toch niets beters te doen."
Terwijl hij op de rand van het bed ging zitten, snoof hij. Meteen al vanaf het eerste moment dat hij in het gebouw was, had hij een lucht geroken die hem vaag bekend voorkwam. In de cel was deze nog sterker te ruiken. Hij dacht na wat het precies voor een geur was. Ineens wist hij het: lysol; een ontsmettingsmiddel dat al sinds vele jaren niet meer bestond in Holland.
Hij schopte zijn schoenen uit en vleide zich neer na eerst even het kussen goed opgeschud te hebben. Tien minuten later lag hij te ronken in een diepe slaap.

Hij sliep tot even over half vijf. Op dat tijdstip kwam een bewaker zijn cel binnen en wekte hem door iets te roepen en tegen het bed aan te schoppen.
"U moet bij de chef komen," zei de man in gebrekkig Engels toen Fred geeuwend op de rand van het bed was gaan zitten. De bewaker knikte even toen Fred verklaarde dat hij eerst even zijn schoenen moest aantrekken.
Daarna liepen ze samen de cel uit, de gang door en passeerden het traliehek dat door een wachtpost geopend werd. Via een wirwar van smalle gangen kwamen ze bij een deur waar de bewaker aanklopte. Iemand riep iets waarna de man de deur opende en samen met Fred naar binnen liep.
Vanachter een zwaar bureau stond een forse man op. Deze liep op Fred toe en gaf hem een hand: "Ah, mr. Huizinga, nice to meet you; sit down please." Hij wees op een van de drie stoelen die voor zijn bureau stonden.
"Thank you," reageerde Fred en nam plaats.
Inmiddels was de chef weer achter zijn bureau gaan zitten. De andere man had plaatsgenomen achter een wat kleiner bureau dat haaks op datgene van de chef stond.
"Mister Huizinga," begon de chef, "in de afgelopen uren heb ik uw vrienden Hans en Peter gehoord, alsmede de heren Igor, Michael en Boris. Ik hoef u dan ook niet meer te ondervragen omdat ik dan hooguit nogmaals bevestigd zou zien wat er bij Novi Transport is voorgevallen. U hebt met z'n allen goed werk verricht, hoewel het hier en daar niet helemaal door de beugel kan, maar nu we alle achtergronden kennen, zien we dat uiteraard door de vingers."
"Verroest," dacht Fred bij zichzelf, "zou ik nou een zedenpreek krijgen van die snaak?"
"De twee pistolen zijn natuurlijk verbeurd verklaard," ging de chef verder, "want we kunnen nou eenmaal niet toestaan dat iedereen hier maar met vuurwapens op zak rondloopt."
Fred knikte gedwee. De chef had even streng gekeken toen hij dat zei over de pistolen; nu werd zijn gelaat beduidend vriendelijker: "Met uw werk van de afgelopen avond hebt u echter een topje van een ijsberg voor ons blootgelegd. We hebben natuurlijk ook de heren Oljev en Leonov uitgebreid verhoord; zij blijken deel uit te maken van een bende die op grote schaal bedrijven chanteert en afperst. De beide schurken hebben hier, in deze zelfde kamer, alles op tafel gegooid wat zij wisten en dat was heel veel."
"U hebt ze zeker stevig onder druk gezet," onderbrak Fred.
De chef keek Fred een moment aan en begon te lachen; hij zei snel iets in het Russisch tegen zijn onde-geschikte die hierop begon te grinniken.
"Nee, mister Huizinga," hernam de chef nu weer ernstig. "Wij zijn niet zulke boemannen als men in het Westen wel denkt. Natuurlijk pressen wij wel eens arrestanten die veel op hun kerfstok hebben als ze niet gelijk bereid zijn om te praten, maar verreweg de meesten vertellen ons meteen alles wat ze weten."
"Dan zit de angst er toch wel goed in," dacht Fred cynisch.
"En dat heeft alleen maar te maken met het feit dat er bij uitspraken van Russische rechters geen hoger beroep mogelijk is," verduidelijkte de chef alsof hij Freds gedachten kon lezen. "Door schoon schip te maken, hopen misdadigers zodoende op een mildere straf."
"Juist, ja," bromde Fred. "Maar nu even iets anders. Er waren nòg twee bandieten: Zilkov en Varinski; eveneens oud werknemers van Igor Proliv."
"Dat klopt," bevestigde de chef. "Het is jammer dat die ontkomen zijn, maar in wezen maakt dat niet zo veel uit omdat we de bende toch wel een gevoelige slag gaan toebrengen. Hoogstwaarschijnlijk hebben Zilkov en Varinski Moskou inmiddels al verlaten. Het enige wat we over hen weten is datgene wat Oljev en Leonov ons konden vertellen: ze rijden in een zwarte Tschaika. Daar krioelt het van in dit land en dit land is zo enorm groot..."
Fred knikte.

"Bent u niet bang dat ze de andere bendeleden zullen waarschuwen voor het feit dat u ze op het spoor bent?" vroeg hij.
De chef begon smakelijk te lachen: "Dat is wel het laatste wat ze zullen doen. Ik heb van Igor Proliv begrepen dat ze hun zakken goed gevuld hebben uit het bedrijfskapitaal van Novi Transport. Als ze hun handlangers gaan vertellen dat het spelletje voorbij is, mogen ze, al dan niet onder zachte dwang, de buit gaan verdelen en daar hebben ze nou net geen zin in. Als het er op aan komt, is het in steevast ‘ieder voor zich’ in die kringen."
De chef zweeg en keek even op een papier dat voor hem op het bureau lag.
"Deze kwestie kan voor u en uw vrienden trouwens nog een heel leuk staartje hebben."
"Hoe bedoelt u?" vroeg Fred verbaasd.
In de ogen van de chef verschenen nu pretlichtjes: "Praktijken als diegene waar Oljev en Leonov zich mee bezig hielden, waren natuurlijk al bekend bij ons en ook bij andere ondernemingen. Een aantal bedrijven heeft gezamenlijk een grote beloning uitgeloofd voor degene die een einde kon maken aan de afpersingen."
"O?"
"Ja; ik vertel het u omdat ik begreep dat u feitelijk de leider bent van de... expeditie, om het zo maar te noemen. Ik verwacht straks nog zo'n twintig arrestanten die nu ongeveer van het bed gelicht worden."
"U krijgt het dus nog druk vannacht," concludeerde Fred.
"Ja, daarom wil ik het volgende met u afspreken: zo meteen zult u samen uw twee vrienden met een politieauto naar uw hotel worden teruggebracht. Igor, Boris en Michael zijn al weggebracht. Met hen hebben we afgesproken dat zij zich morgenochtend, of eigenlijk straks, om elf uur bij u zullen voegen in de lounge van het hotel. Dan kom ik ook met een paar mensen om de zaak verder af te wikkelen en om u uw paspoorten terug te geven."
"Paspoorten teruggeven?" herhaalde Fred, "maar die lagen in de kluis van het hotel!"
"Dat klopt," beaamde de chef. "Ik heb die documenten even laten ophalen; zuiver een formaliteit."
"Ze zullen in het hotel wel vreemd hebben opgekeken toen de politie verscheen," dacht Fred hardop.
"Ja, maar aan de receptioniste is uitgelegd dat u niets verkeerds hebt uitgehaald, maar ons juist heel goed hebt geholpen."
Hij stond nu op en zei iets tegen de andere man waarop deze eveneens opstond.
"Om elf uur zien wij elkaar weer, mister. Huizinga."
"Afgesproken," zei Fred en schudde hem de hand.

Hoe dit verder gaat lees je volgende week. Liever morgen verder lezen? Het boek is ook gewoon te koop en kun je hier bestellen!