Met de dood op de hielen
De tijd haalt iedereen in. Loopt hij eerst nog met je mee als een schaduw, op een dag versnelt hij zijn pas en gaat hij je voorbij. Dit keer was hij aan de beurt. Te vroeg, te snel, te oneerlijk.
Waarom en hoe? Hoe merk je dat je de strijd verliest? Dat je stappen het niet meer bijhouden, dat je achterop raakt. Voor hem kwam de voorbode als een plotselinge zonsverduistering. Het licht ging uit, maar tijdelijk. Of had hij eerdere tekenen genegeerd? Het afvallen, moeite met eten, herkende hij het? Hij was er de man niet naar. Niks aan de hand. Of in ieder geval niets wat niet over zou gaan. Gezond en sterk was hij. Goed eten, veel buiten zijn en alles kwam goed, ondanks de overrompelende diagnose.
Hij leefde niet met de tijd. Hij was een plannenmaker, een overlever. Zoveel plannen, zoveel ambitie; voor de dag van vandaag en van morgen. Over een week, een maand, een jaar. Zonder achterom te kijken, volle kracht vooruit. En de hobbels die op zijn pad kwamen nam hij gewoon, zoals hij dat altijd al had gedaan. Met dromen in zijn hoofd en in zijn hart. Hoe kon hij ook stilstaan bij de eindigheid van het bestaan met het jonge leven waar hij zelf de oorzaak van was om hem heen. Hij was zo nodig en dat was genoeg. Iets anders was ondenkbaar. En wij geloofden met hem mee.
Hij won. Ronde na ronde stapte hij in de ring en kwam er met de armen in de lucht weer uit. Wij, zijn vrienden, stonden aan de zijlijn en juichten. Zijn optimisme was aanstekelijk en terecht; meer hoefde er niet te zijn. Hij had geen tijd voor wanhoop. Zolang hij geloofde, en allen met hem, sloeg hij de tikkende tijd van zich af. Tot de dag dat de lange schaduwen die hij al die tijd achter zich wist te laten zijn licht verduisterden.
Het leven speelde een spel met hem; één op leven en dood, alles of niets. Hem werd het zwijgen opgelegd en zo voelde hij dat ook. Maar ook zonder zijn stemgeluid liet hij van zich horen, via alle middelen die hem ter beschikking stonden, in woord en beeld. Tot de onophoudelijke aanvallen hem te zeer uitputten. De tijd had zijn passen versneld en haalde hem in.
Hij is een naam in mijn adresboek, een foto in mijn album, een herinnering aan voorbije dagen. Hij is een vader, een wereldverbeteraar, een criticus. Hij is een man met een stem en te weinig tijd. Wij blijven achter met een verslagenheid die als een natte deken over ons heen viel. Ook de tijd maakt fouten. Er zijn nog zoveel vragen. Maar er was geen tijd meer voor antwoorden.