Het nadeel van thuiswerken - deel 1

Elk nadeel hep zo zijn voordeel, heeft onze volksheld de heer J. Cruijff ons geleerd. Dat elk voordeel ook zijn nadeel hep, daar moeten we door schade en schande maar zelf achter komen. En zo begon ik dus, grofweg zes jaar geleden, vol optimisme aan een nieuw chapiter in mijn carrière: dat van kleine zelfstandige. Die kleine zelfstandige had haar bureau lekker thuis staan. Nooit meer in de file, geen kostbare tijd verspillen met woon-werkverkeer en nooit meer een opdracht die niet bij mij past. Bovendien: lekker zelf mijn werktijden indelen, koffie in overvloed en volledige beslissingsbevoegdheid. Heerlijk! Mijn toekomst zag ik rooskleurig in. En ik had gelijk. Grotendeels dan. Want al gauw verschenen er wat onvoorziene smetjes op dat met goud geplaveide pad.

Dat thuiswerken bleek toch wat haken en ogen te hebben. Tegenover nooit meer woon-werkverkeer stond altijd in de buurt van mijn werkplek zijn. Zelf mijn werktijden indelen betekende dat ik ook wel eens ’s morgens om 7 uur al achter mijn computer zat. Of ’s avonds. En die volledige beslissingsbevoegdheid hield in dat ik overal alleen voor stond. En hoewel ik dat van tevoren allemaal ingecalculeerd had, bleek dat in de praktijk toch anders te voelen dan in theorie. Even wennen dus. En omdat ik dat allemaal zelf in de hand had, lukte dat uiteindelijk ook prima.

Wat ik niet zelf in de hand heb – en waar ik dus ook nooit aan zal wennen – zijn bepaalde factoren van buitenaf, zoals daar is: de deurbel.  Oké, je zou kunnen zeggen dat het ding aan mijn huis vastzit en dat hij zijn geluid binnen laat klinken, waardoor het een interne aangelegenheid wordt. Maar ik doel natuurlijk op de gebruikers van mijn deurbel; mensen van buitenaf die middels een druk op het knopje mij willen attenderen op hun aanwezigheid voor mijn voordeur en op die manier om aandacht vragen. Dat werkt bij mij altijd vrij goed. Bij het vertrouwde ‘ding-dong’ treedt een soort automatisme in werking. Voordat ik het zelf besef, sta ik met de deurknop in mijn hand. Je weet tenslotte maar nooit wat voor droomopdracht of superdeal er nu weer voor je deur staat.

Al snel bleek dat ik mijn deurbeleid aan moest passen. Was ik net lekker op dreef met het jargon van een advocatenkantoor of de juiste tone-of-voice voor een stenenfabriek, werd ik weer uit mijn schrijfroes gehaald door boodschappers van God, een energiemaatschappij of een klikoreiniger. Daar zat ik niet op te wachten. Dus gebaarde ik voortaan vanachter mijn huiskamer- annex kantoorraam dat ze maar snel mijn deur voorbij moesten gaan. Dat hielp niet. Pas als ik de beller in kwestie in de deuropening te woord had gestaan, droop die onverrichter zaken af. Eerst deed ik dat nog vriendelijk, later werd de toon dringend, uiteindelijk beantwoordde ik hen nog slechts met een doffe dreun. Van de voordeur.

Tevergeefs. Iedere straatschuimer met een – al dan niet – commerciële missie wist me te vinden. Verstoppen hielp niet. Dus probeerde ik een briefje: ‘Voordat u aanbelt, bedenk dat ik niet geïnteresseerd ben in wat u verkoopt of verkondigt’. Helaas. Nog diezelfde middag deed ik open voor een stel mensen met christelijk getinte stenciltjes. Onmiddellijk wees ik hen zwijgend op mijn berichtje. Zij voelden zich niet aangesproken. Ik wilde toch zeker wel gered worden? Dat wilde ik zeker. Dus daar ging hij weer, die voordeur. Bam!

Sindsdien droom ik van zo’n officiële nee/nee-sticker. ‘NEE, geen colporteurs.  NEE, geen jehova’s getuigen.’ Eentje die een beetje autoriteit uitstraalt; mooie vinylkwaliteit, hoogwaardig drukwerk en bijbehorende PR-campagne, met dreigementen. ‘Niet doen, anders….’ Gewoon net zo officieel als de drukwerkwerende variant, inclusief een door de (lokale) overheid opgezet klachtenadres. De wereld zou er een stuk beter van worden.

En ik heel wat productiever.