Sjans

Ze zat al in een stoel toen ik de kapsalon binnenkwam. Modieuze kleding, veel blingbling, roodgelakte nageltjes en genoeg rimpels om haar leeftijd te verraden. Ik schatte haar een jaar of 80. Ze was klein van stuk, te klein eigenlijk voor de kappersstoel, maar met haar zwarte lakschoentjes zette ze zich dapper af op de kolossale vierpoot. De piepjonge kapster had geen geduld met haar. “Kom op mevrouw De Bont, zo kan ik er niet bij”, zuchtte ze. De bejaarde dame rechtte haar rug en de lakschoentjes deden nog een beetje extra hun best.

De eigenaresse van de kapsalon kwam met koffie en een semigeïnteresseerde babbel. “Hoe is ‘t, mevrouw De Bont?”
Dat liet ze zich geen twee keer vragen.
“Goed,” zei ze, “mij krijgen ze niet klein. Dat ben ik al.”
Ze vulde de ruimte met een klaterende lach. Een paar andere klanten haakten aan. De piepjonge  kapster zuchtte en draaide met haar ogen, maar mevrouw De Bont liet zich niet ontmoedigen.  De eigenaresse ook niet.
“Bridget u nog steeds zo veel?” vroeg ze.
“Jazeker,” antwoordde mevrouw De Bont enthousiast en schakelde daarna over naar een wat gematigdere toon, “maar weet je wat het is in zo’n bejaardenhuis: er gaat er regelmatig eentje dood.  Van de week zelfs twee. Men gedijt er niet goed in zo’n ouden-van-dagenkolonie. De verwarming staat er ook altijd zo hoog, het lijkt wel of ze willen dat we verdampen. Bij een paar is dat nog gelukt ook.”
Ze pauzeerde even met een nipje koffie en een blik in de spiegel en hervatte toen haar verhaal.
“Maar nu heb ik van mijn zoon een computer gekregen en da’s handig, want nu kan ik altijd spelen,  ‘onlaain’”, zei ze met grote nadruk op het laatste woord en een blik van verstandhouding die in de spiegel de ogen van de eigenaresse zocht.
“Online?” herhaalde die.
“Ja, via internet”, een uitleg die haar weer op een diepe zucht van de kapster kwam te staan.
“Dat is handig, want dan kan ik spelen wanneer ik wil. Er is altijd wel iemand die mee wil doen. Het zijn wel vaak dezelfde mensen die erop zitten. Zeker ook niets te doen. De laatste tijd speel ik vaak samen met Robbertje42”, vulde mevrouw De Bont droogjes aan.
Het rimpelpatroon in haar gezicht bewoog zich mee met haar mondhoeken en toen werd het even stil. Ik zag haar met een tevreden glimlach in haar koffiekopje staren. Het leek alsof ze in slaap gevallen was. Zonder iets te zeggen pakte de kapster met twee handen haar hoofd vast en draaide het een paar graden totdat ze weer in de spiegel keek.
“Geen idee of dat zijn naam is of dat het slaat op een robbertje bridge,” hervatte ze, “maar 42 is zijn leeftijd, niet zijn geboortejaar.”  
Plotseling waren alle ogen in de kapsalon op haar gericht.
“Hoe weet u dat, mevrouw De Bont?” vroeg de eigenaresse met rollende ogen.
“Dat heeft hij mij verteld. Er zit een ‘tsjet’- functie in.”
De eigenaresse kreeg er duidelijk schik in.
“Hebben we sjans?” vroeg ze, geheel ten onrechte in het meervoud.
“Daar lijkt het wel op”, antwoordde ze vrolijk.
“Hij vroeg hoe oud ik was en hoe ik eruit zag.”
Plotseling veranderde de blik in haar ogen. Zoveel openlijke ondeugendheid had ik nog nooit gezien bij iemand van haar leeftijd. 
“Ik heb gezegd dat ik 38 ben en dat ik lang bruin haar heb dat ik in een paardenstaart draag.”
Ze raakte even met haar vlakke hand de onderkant van haar kortgeknipte zilvergrijze kapsel aan.
“Toen heb ik hem verteld dat ik alleen een handdoek droeg omdat ik net uit bad kwam.”
Achter mij hoorde ik papiergeritsel. De dames die met een hoofd vol zilverpapier zaten te wachten op hun blonde strepen lieten synchroon hun tijdschriften zakken.
“Nou ja, toen wilde hij ineens afspreken”, ging ze onverstoorbaar verder.
Zelfs de kapster die tot nu toe alleen nog maar gezucht had laten horen liet even haar schaar zakken en keek haar via de spiegel aan. Maar mevrouw De Bont staarde weer in haar koffiekopje.
Het was de eigenaresse die het eerst haar geduld verloor.
“En? Wat hebt u toen gezegd?” vroeg ze geamuseerd.
“Nou ja, dat kon natuurlijk niet.”
De oude dame keek strak naar haar spiegelbeeld en produceerde een lach die haar decennia jonger maakte.
“Ik heb gezegd dat ik geen oppas had voor de kinderen.”