Parkeerprobleem

Ik woon in een redelijk grote stad van iets meer dan 200.000 inwoners. Het is een mooie stad, al valt daar uit esthetisch oogpunt best over te twisten. Maar mooi is ie en dat bedoel ik dan overdrachtelijk. Er wonen mooie mensen, er gebeuren mooie dingen, we hebben een mooi dialect en er is ruimte voor mooie initiatieven om maar eens wat dingen te noemen. Er is veel mooi en goed aan deze stad, maar of dat voor het bestuur ook geldt, is maar zeer de vraag.

Er wordt gebouwd en ontwikkeld in mijn stad. Het opmerkelijke is dat dat vooral in het centrum gebeurt. Jarenlang lag daar een groot terrein waar geen burger ooit kwam, tenzij die bij de NS werkte. Maar die tijden zijn sinds kort voorbij. De treinen worden tegenwoordig ergens anders onderhouden en de in onbruik geraakte gebouwen op het immens grote terrein kregen en krijgen een nieuwe bestemming. Er is ruimte voor nieuwbouw en zelfs voor een nieuw stationsplein. Het UWV kreeg er een nieuw onderkomen en het krioelt er van de kleine bedrijfjes en start-ups. Dat worden er alleen maar meer, als het aan de politiek ligt. ‘Onze stad wordt een grote stad’, zei de verantwoordelijke wethouder toen ik hem laatst mocht interviewen. De symptomen zijn duidelijk merkbaar. Het is vol in de binnenstad, tjokvol. Met auto’s.

Leuk gedacht van ons stadsbestuur. Het nieuwe centrum ligt tegen bus- en treinstation aan. Dat móet openbaarvervoergebruik toch wel stimuleren. Maar het staat iedereen natuurlijk vrij om ‘gewoon’ met de auto te komen. En dat doet ‘iedereen’ dan ook massaal. Gelukkig is dit een grote stad en hebben we dus grote parkeerterreinen. Mét betaalautomaten. Tegen één euro per uur parkeer je voor de deur. Het nieuwe UWV-gebouw heeft zelfs een parkeergarage, waar je – tegen betaling – je auto veilig stalt. De gemeentegrond een straat verderop is een stuk goedkoper: daar sta je nog voor nop. Reken uit je winst: wie bereid is die honderd meter te lopen, bespaart toch minimaal 8 euro per dag.

De grote parkeerterreinen zijn opvallend leeg en de omringende straten benauwend vol. De bewoners pikken het niet meer. Sinds het centrum van onze stad hun kant op kwam, is het aantal afgereden autospiegels niet meer te tellen. De straten zijn te krap voor zo veel doorgaand verkeer en dat is nog maar één aspect van de overlast die de mensen daar ervaren. Maar de plaatselijke politiek zou de plaatselijk politiek niet zijn als die niet met een oplossing kwam: parkeervergunningen. Tegen betaling uiteraard. De bewoners mogen zelf meebeslissen. Dat wil zeggen: ze mogen ja of nee zeggen. Want een alternatief is er eigenlijk niet. Hun verkeersluwe vooroorlogse straat krijgen ze nooit meer terug. Als pleister op de wonde kunnen zij hun parkeerrecht terugkopen. Dat is de prijs die zij betalen voor de groeistuipen van onze stad.