Griekenland, ik wil mijn centen terug!

In 1988 maakte ik voor het eerst kennis met Griekenland. Mijn vrouw en ik hadden een trip geboekt over de Peloponnesos en daarna nog een verblijf van een weekje op Naxos.
We hadden voor de eerste dag niet veel geld gepind. Tweehonderdvijftig gulden leek ons wel genoeg.
We logeerden in een hotel in hartje Athene en wilden de eerste avond lekker gaan eten. Het liefst in Plaka, want daar hadden we wel eens van gehoord. Maar waar dat ergens lag, wisten we niet. We zijn echter allebei vrij avontuurlijk en gingen tegen de avond gewoon het hotel uit en stapten op een taxichauffeur aan de overkant af. We vroegen hem of hij een goed restaurant in Plaka wist. Dat was onze eerste fout.
“Plaka closed, Plaka not good.” Wisten wij veel. We vroegen de man wat dan wel open was en goed. Hij vroeg of we vlees of vis wilden en we antwoordden dat we wel trek hadden in vis. Dat was onze tweede fout.
We bleven rijden. Het leek wel alsof Athene net zo groot was als Nederland. Uiteindelijk kwamen we wel bij een zeer idyllisch haventje met talloze restaurantjes om het haventje heen. Het bleek in Piraeus te zijn, maar dat wisten we niet. De prijs van de taxi viel zeer mee. Zo’n achthonderd drachme en dat is omgerekend ongeveer zestien euro. Later, veel later, begrepen we waarom die prijs meeviel.

We namen plaats op een terras van een van de restaurantjes. Al vrij snel kwam de ober en we bestelden witte wijn. Dat hoort nou eenmaal bij vis. Even later kwam de wijn en er kwam nog een ober mee die een plateau droeg met allerlei soorten vis erop. We konden dus uitkiezen. Prijzen stonden er niet bij, maar we vroegen er ook niet naar. Dat was onze derde fout.
We kozen allebei twee vissen uit en gingen genieten van de witte wijn en het uitzicht over het haventje. Niet veel later kwam het eten. Hoewel we ieder maar twee vissen hadden uitgekozen, lagen er meer soorten op ons bord. Maar het zou wel goed zijn, dachten we. Dat was onze vierde fout.

Het was een onvergetelijke avond en hij werd nog veel onvergetelijker. Het water in het haventje was zo glad als de kop van Paskal Jakobson, het was een zwoele avond in juni, de vis smolt op de tong en de wijn smaakte hemels. Het was dan ook geen Retsina.
De eerste twijfel kwam in me op toen ik in de gaten kreeg dat de man drie tafeltjes voor ons al lang klaar was, maar nog geen aanstalten maakte om weg te gaan. Zou dat soms zijn omdat hij de rekening al had gekregen? Dat laatste bleek maar al te waar te zijn.
Toen wij de rekening zagen, verschoten we van kleur. Ik pakte de stapel drachme uit mijn portemonnee en ging aftellen. De stapel werd steeds kleiner, maar ik slaakte een zucht van verlichting toen ik klaar was en zowaar nog iets in mijn handen had. We rekenden af en gingen een taxi opzoeken. Ik had al gezien dat ik nog negenhonderd drachme over had en de heenweg had maar achthonderd gekost.
“Tweeduizend drachme,” zei de taxichauffeur toen ik het adres van het hotel gaf. Ik slikte en vertelde dat de heenweg maar achthonderd kostte. Dat kwam volgens de chauffeur vanwege de afspraken met de restaurantjes. Die betaalden voor de klanten. Maar voor terugbrengen betaalden ze niets.
Uiteindelijk heeft hij ons teruggebracht voor die negenhonderd die we nog hadden. We waren na die ene dag blut, dus zijn we de rest van de avond maar gaan neuken.

Later zijn we nog twee keer in Zakynthos geweest om te fietsen en te duiken en ook twee keer in Corfu om dezelfde reden.

*

Zaterdag 10 september 2011:

We zijn vandaag weer eens in Athene. We hebben hetzelfde hotel genomen als in 1988, maar we weten inmiddels dat Plaka op loopafstand is en dat alles daar altijd open is.
De vlucht was voorspoedig. We zijn vanmiddag aangekomen en na het inchecken en het uitpakken zijn we richting Plaka gelopen. Het leek wel alsof er nog meer smog in de stad hing dan in 1988. Plaka is altijd gezellig en het was dan ook een heel leuke dag. We hebben er rondgelopen, winkeltjes bekeken, wat gedronken en uiteindelijk wat gegeten. De drachme is er niet meer, maar als je omrekent wat we vandaag hebben uitgegeven dan was het nog niet de helft van die avond in 1988. Je merkte er helemaal niet dat Griekenland in een enorme crisis zit. De schulden aan Europa en de banken rijzen steeds verder de pan uit, maar hier liep iedereen vandaag gewoon te genieten. De meeste mensen waren natuurlijk toeristen, maar ook de Grieken in de winkels en de restaurants waren net zo gastvrij en vrolijk als anders.
Het is nu half twaalf en we gaan naar bed. Neuken is er vandaag niet bij, want we moeten morgen vroeg op omdat we dan met de Ferry richting Santorini vertrekken.

Het is midden in de nacht en we worden wakker van een teringherrie. Zijn dat dronken hotelgasten die thuiskomen? Nee, zo klinkt het niet. Nu ik wat wakkerder ben, word ik me bewust van het geluid van motoren. Het lijkt wel alsof er een heel regiment straaljagers overvliegt. Bovendien begint het hotel te trillen en hoor ik ook buiten op straat zware motoren. Ik doe het gordijn open en kijk naar buiten. Ik wrijf even in mijn ogen en wil mijn vrouw in mijn arm laten knijpen, maar die staat zelf doodstil met grote ogen naar buiten te kijken.
We zien tanks in de straten en als we naar de lucht kijken, zien we straaljagers overvliegen. Opeens gaan er ook sirenes, maar er wordt gelukkig niet gebombardeerd.
Ik kijk naar de vlaggen op de tanks: Franse vlaggen en Duitse vlaggen. En als de tanks voorbij zijn komt er ook nog een heel kleine jeep met een Nederlandse vlag.
“Jezus,” zeg ik tegen mijn vrouw, “ze komen hun geld terughalen!”
Ik kleed me snel aan en loop de kamer uit.
“Wat ga jij in godsnaam doen?” vraagt mijn vrouw verschrikt. “Daar zijn soldaten in tanks.”
“Ik wil met ze mee naar Piraeus,” antwoord ik. “Ik heb daar ook nog een rekening die ik moet vereffenen. Kutgrieken!”