Kats en Honds

Ik spreek naast Nederlands en Engels vrijwel geen andere mensentaal. Wellicht nog een beetje Duits (de steenkolenvariant). Een mensentalenknobbel bezit ik nu eenmaal niet. Wel een dierentalenknobbel. Zo spreek ik vrijwel vloeiend Kats. Het bestaat echt, Kats kunnen spreken. Ook spreek ik Honds - Honds was voor mij een moeilijke taal; zeg maar het Chinees onder de dierentalen. En ik spreek Koes, Geits en een beetje Kips, maar Varkens heb ik nooit echt onder de knie kunnen krijgen.

Doordat ik vele dierentalen spreek, ben ik goed ingevoerd in de dierenwereld. Ik vond mijzelf altijd een kattenmens. Je kent dat wel, van die gesprekjes die tijdens het speeddaten vaak worden gevoerd. "Ben jij een honden- of een kattenmens?" Honden- en kattenmensen lijken dan wel water en vuur te zijn. Je wilt in drie minuten toch een bepaalde overeenkomst hebben gevonden. "Wat? Een hondenmens! Dat nooit. Nog liever scooterjattend tuig dat in ieder geval zegt van katten te houden." Maar goed, na de cultuur van diverse dierensoorten onder de loep te hebben genomen, werd ik bevestigd in mijn keuze voor de kat. Ik heb sowieso al een schurft aan honden. Ik wijt dat aan mijn jeugd waarin ik enkele malen door honden ben gebeten. Littekens en trauma's heb ik eraan overgehouden. Verschrikkelijke pestbeesten, die honden. Ik heb daarentegen niets tegen hondenmensen. Op de hondenmensen na, die zo'n beest behandelen alsof het hun eigen kroost betreft - de hond als surrogaatbaby.

Het uitlaten van de hond is een verschrikking. Driemaal daags met zo'n viervoeter hetzelfde domme rondje lopen. Weer of geen weer. Een kat is wat dat betreft veel zelfstandiger. Natuurlijk zijn veel katten ook zeikerds, want op het moment dat je ze naar buiten weld, willen ze vaak meteen weer naar binnen. Dat overleef ik nog wel, van de bank naar de achterdeur en weer terug (zesmaal per uur). Maar ik krijg er ook veel voor terug. Katten zijn geen pestbeesten. Katten zijn gers. Althans, Rotterdamse katten zijn gers. Andere katten zijn tof of kick (of zoiets). Katten zijn ook slim. Met veel katten kan ik een intelligent gesprek voeren.

Honden daarentegen zijn oliedom. Zo dom als het achtereind van een varken. Wellicht haal ik hier een verkeerd gezegde aan. Ik spreek immers geen Varkens en misschien is het wel een heel slimme diersoort. Mocht deze column door varkens als aanstootgevend en beledigend worden ervaren dan bied ik jullie hiervoor mijn excuses aan (let wel varken, de uitdrukking is niet door mij verzonnen). Mochten jullie toch een stel domme wezens zijn, dan lezen jullie deze column niet en klopt het gezegde wel degelijk. De hond, een afgestompte en hersenloze soort in het dierenrijk.

Katten dus. Op vele katten ben ik stikjaloers. Was ik maar een kat, denk ik vaak na een rotdag. Dat beest van mij ligt vele uren van de dag weg te stinken en te filosoferen. Filosoferen en meuren, zo zijn katten nu eenmaal. Op het tafelkleed, de bank of gewoon in een kartonnen doos. De kat houdt namelijk wel van afwisselende luier- en slaapplaatsen. Als-ie honger heeft dan begint-ie irritant te miauwen, net zolang totdat zijn etensbakje weer is gevuld. Luieren, slapen, vreten, even een rondje in de buurt doen en filosoferen... Wat een leven. En dat geeft-ie van mij ook zelf toe. Heel goede gesprekken kunnen we 's avonds hebben. Hij voorziet mij van de broodnodige adviezen. En filosoferen over de dingen des levens, daar zijn katten toch echt ware specialisten in. Het houden van wijsgerige bespiegelingen, het bespreken van Tolstoj en natuurlijk genieten van de kunstwerken van de 16e- en 17e-eeuwse meesters. Dat soort dingen doe ik met mijn kat - converseren op uitzonderlijk hoog niveau.

De hond is een heel ander verhaal. Die wil altijd maar aandacht, rennen, spelen, ruften, druk doen, dom doen. Bah. Zo'n beest kan zichzelf nooit eens bezighouden. Neem een voorbeeld aan de kat. Altijd zelfstandig. Gaat er bij tijd en wijle lekker alleen op uit. Een avonturier. Die trekt de wijde wereld (beter: omgeving) in. Een slim en sociaal dier, de kat. In tegenstelling tot dat eeuwigdurende gejank en geblaf van die rothonden.

's Nachts word ik er wakker van als dat beest van de buren weer eens tekeer gaat. Blaft-ie eens een keertje niet, dan houden die verdomde bijtende-honden-nachtmerries mij wel af van een goede nachtrust. Jammer genoeg begrijp ik er geen snars van, van die nachtmerries. Binnenkort maar een cursus Paards gaan volgen...



Erikie-R.