Het ultieme concert | Transatlantic 013

Ergens eind oktober vorig jaar schreef ik de column een nieuwe vriend?. Omdat er toch niemand op die link gaat klikken, zal ik hem even kort samenvatten. Er kwam een nieuwe cd uit. The Whirlwind van Transatlantic. Transatlantic is mijn ultieme band, al is het geen band maar een gelegenheidsproject. Ze brachten twee albums uit die allebei behoren tot de mooiste muziek die ik ken. Het begeleidde me bij geweldige en vreselijke momenten en er kleven zeer veel herinneringen aan die platen.
Doordat een van de leden zich (tijdelijk) ging richten op andere zaken werd Transatlantic in de ijskast gezet. Maar, na een pauze van negen jaar kwamen ze weer met een nieuw album: the Whirlwind. Het album bevatte één nummer, een zevenenzeventig (!) minuten durend epos. Ik had, hier ging de column over, jaren op deze plaat gehoopt en er enorm naar uitgekeken, maar nu hij voor me op tafel lag, vroeg ik me af of hij me net zo dierbaar zou kunnen worden als de eerste twee platen.
Nu, ruim een half jaar later, kan ik alleen maar constateren dat het zo is. The Whirlwind is me zeer dierbaar geworden.

Ik ben geen muzikant, was het maar waar. In mijn beleving moet het een enorm gevoel van vrijheid geven om zoveel controle te hebben over het instrument dat je het alles kunt laten doen wat je wilt. Oh, de vreugde van muziek maken. Er zijn van die nummers en albums waar de muzikaliteit vanaf springt. Denk aan Kind of Blue van Miles Davis. Of Thriller van Michael Jackson. Of Phanerothyme van Motorpsycho. Vul het rijtje gerust aan.
Transatlantic heeft dat ook. Alle vier zijn ze individueel al ongelooflijk creatief en muzikaal, samen versterken ze elkaar enorm. En ze mogen elkaar graag.
Nu staan hun albums vol met schitterende composities, maar wat de muziek voor mij echt briljant maakt, is het hoorbare speelplezier. Natuurlijk doen ze vreselijk ingewikkelde dingen, maar het voelt niet als een show-off. (Dat het show-off-gevaar altijd loert als je zo goed bent, hebben zeer veel bands in het genre al bewezen.) Je kunt horen dat ze het lekker vinden om samen deze muziek te maken.
Dát gevoel in combinatie met de ongelooflijk knap geschreven nummers – kent iemand nog een band die nummers van 25, 30 of bijna 80 minuten kan schrijven zonder dat het vervelend wordt? – maakt het mijn ultieme band. God, wat zou ik hen graag eens live zien. Sámen.
Los van elkaar, met hun eigenlijke bands – Dream Theater, Neal Morse, Flower Kings en Marillion – had ik ze al een paar keer gezien. Maar sámen, dat moet een heel andere belevenis zijn.

Negen jaar geleden, aan de hand van het tweede album, deden ze een korte tour. Het bracht ze ook naar Tilburg. Het werd een fantastische avond. Naast hun eigen “epics”, vlochten ze in één van hun nummers een groot deel van mijn favoriete Beatles-album: Abbey Road.
Stel het je voor, mijn ultieme band, treedt nagenoeg nooit op, maar áls ze het doen spelen ze naast hun eigen fantastische stukken ook nog eens een heel groot deel van mijn favoriete albums.
De hemel, zo zal de hemel er waarschijnlijk uitzien. Of, zo klinkt de hemel, zoals je wilt. Daarbij werd die avond ook nog eens gefilmd voor dvd, zodat je het terug kon kijken en opnieuw kon beleven.

Had ik al gezegd dat ik er niet bij was vanwege andere verplichtingen waar ik dacht niet onderuit te kunnen, maar uiteindelijk gemakkelijk had gekund?
Ik kende een aantal mensen die er wel waren geweest, onder andere medecolumnist bazbo. Ze waren lyrisch. “Een magische avond.” “FAN-TAS-TISCH!”
Had ik al gezegd dat ik er niet bij was? En dat het project niet lang na die tour in de ijskast werd gezet?

 

 

Vorig jaar in oktober brachten ze een sensationele nieuwe plaat uit. Daar had ik niet meer op durven hopen. In april en mei van dit jaar toerden ze door Amerika en Europa, daar had ik al helemaal niet op durven hopen. Wat er ook zou gebeuren, ik was er bij.

Het was het enige concert waar ik letterlijk naar aftelde. (Misschien de tweede, Roger Waters integraal Dark Side of the Moon zien spelen, was mogelijk de eerste, dat weet ik niet meer zeker). Toen de plaat bijna uitkwam schreef ik een nieuwe vriend? waarin ik mijn angst beschreef dat ik misschien te veel verwachtingen had. Dat ik hem had ‘geoverromantiseerd’. Dát bleek niet zo te zijn.
En nu telde ik af naar een concert waar ik al negen jaar op hoopte. Was dat niet vragen om teleurstelling?
 
Ik was zenuwachtig die middag. Mijn vriendin vond me schattig daarom. Dat klinkt niet echt mannelijk, maar ach. We waren vroeg vertrokken, zodat we nog tijd hadden om rustig wat te eten en hopelijk voor de files uit reden.
We belandden in een file die zijn weerga niet kende. En moesten uiteindelijk bij KFC een niet al te smakelijk maal naar binnen proppen, wilden we op tijd in de zaal staan.

013 was uitverkocht, maar toch vonden we een mooi plekje bijna vooraan. Het was druk. En erg warm. En het zou vast tegenvallen. We moesten een uurtje wachten, iets minder. Ik heb daar nooit zoveel problemen mee. Het is vaak wel gezellig. Maar nu was ik toch iets minder ontspannen, niet vervelend, maar toch. Iedere keer als er een liedje van de zaal-wacht-muziek (hoe noem je dat?) afliep vond ik het spannend. Zou het beginnen? Nog maar eens op mijn telefoon kijken hoe laat het was. Dat de tl-balken nog aanstonden negeerde ik voor het gemak maar even.

Maar toen die uitgingen, toen de zaal-wacht-muziek wegstierf en de eerste klanken van the Whirlwind weerklonken, was alles anders. Hier had ik jaren op gewacht. Na een paar minuten wist ik dat dit een fantastische avond zou worden. Vier uur prog van de aller-bovenste plank.
Ze speelden de Whirlwind integraal. Tachtig minuten aan een stuk. Het was adembenemend. Ik viel van de ene verbazing in de andere. De eerste tachtig minuten waren in een minuut of tien voorbij.

Na een korte pauze speelden ze al mijn andere geliefde lange stukken. Uiteindelijk na de toegift - waarbij ik tijdens de grootse finale bijna in mijn broek plaste van zoveel schoonheid – klapte ik de blaren op mijn handen en joelde ik me een poliep op mijn stembanden. Wát een avond. Het publiek bleef maar klappen en joelen. Ook toen de zaallichten al weer aanstonden en de zaal-wacht-muziek klonk. Na een kwartier, een langer applaus hoorde ik nog nooit, kwamen ze terug. En speelden ze nóg een toegift.

Alles wat ik altijd heb gedacht over ‘mijn’ band – het ogenschijnlijke gemak waarmee ze ingewikkelde stukken spelen, het plezier waarmee ze spelen, de sensationele composities, de enorme hoeveelheid talent op één podium, alles wat ik droomde - kwam samen in die vier uur. Dit was het mooiste concert dat ik ooit zag. Heus! Ik hoorde mijzelf meezingen, zag mijzelf stiekem meedrummen, meegitaarspelen, ik had er nauwelijks controle over. En wilde dat ook niet. Ik heb me heerlijk verloren in de muziek.

(Helaas zijn niet alle glinkte filmpje van het betreffende concert in 013. Maar sommige opnames waren simpelweg van een vreselijke kwaliteit. Vandaar.)