Seks?

Het is een middag in september. Voor het eerst sinds lange tijd sta ik op een perron. Toen 's ochtends mijn wekker irritante tonen uitsloeg werd ik wakker met één gedachte: even naar Rotterdam, boeken zoeken in De Slegte. Sinds ik mijn OV-kaart heb ingeleverd komt het niet vaak meer tot dit soort uitstapjes. Op het perron van Gouda Centraal wacht ik op de Intercity richting de stad waar ik al jaren een haat-liefdeverhouding mee heb.  Als de trein dan eindelijk voor mijn neus stopt en ik me een weg naar binnen heb weten te wringen, wordt het direct een feest der herkenning: de verschillende karakters, de gesprekken tussen mensen onderling, het geflirt, de kranten die in iedere hoek te vinden zijn en de geur van de goorste koffie die in Nederland geschonken wordt. Ik heb het openbaar vervoer gemist.

Bij Rotterdam Alexander komen er twee dames tegenover me zitten. Allebei begin twintig. De één blond, blauwe ogen en een bril. De ander een brunette, bruine ogen en een opvallend klein postuur. De dames, of eigenlijk de dame en het dametje, zetten een gesprek, dat voor iedereen duidelijk hoorbaar was vanaf het moment dat ze instapten, voor mijn neus voort. Ik heb me verscholen achter een Metro, maar beluister zeer aandachtig hun gesprek.
‘Het is alweer een tijdje geleden voor hem, die arme ziel’, zegt de bruinbehaarde dwerg.
‘Hoe lang denk je?’, vraagt de blondine.
‘Een jaar minstens.’
‘En dat meisje dan?’
‘Welk meisje?’
‘Die roodharige?’
‘Daar mocht 'ie de laatste keren alleen naast liggen, niet tegen aankruipen. Hij ziet haar ook niet meer trouwens.’

Beide meisjes schudden het hoofd. Als ‘verdoken’ luisteraar krijg ik even de tijd om dingen op een rijtje te zetten. Twee dingen vallen me op:  de blondine heeft opvallend veel interesse in het gespreksonderwerp en de brunette weet verbazend genoeg alles over deze man te vertellen. Ik gluur even over mijn krantje, terwijl de blondine haar vragenvuur hervat.
‘Die negerin dan?’
‘Is 'ie alleen vrienden mee.’
‘Die Fries?’
‘Houdt hem aan het lijntje.’
‘Amsterdamse?’
‘Was ineens spoorloos verdwenen.’
‘Haagse?’
‘Vrienden!!’

De twee giechelen even en vervolgen daarna schaamteloos hun gesprek. Ik laat mijn krantje zakken en kijk de dames aan. Mijn starende en geïrriteerde blik valt ze niet eens op. Hoe gênant, ik moet ze onderbreken, ik moet wat zeggen, denk ik met grote ontsteltenis. De trein mindert vaart voor Rotterdam Centraal, terwijl de blondine met haar Gestapoverhoor een nieuwe richting in slaat:
‘Is hij stiekem geen homo?’
‘De plaatjes op zijn computer suggereren van niet.’
‘Zo slecht ziet hij er toch niet uit?’
‘Nee, hij moet alleen echt iets aan dat haar doen’
‘Waar?’
‘Overal.’

Beiden lachen opnieuw. Nu kijk ik de dames met grote ogen aan en verwarring maakt zich van mij meester. Het schaamrood staat op mijn kaken. Nu moet ik toch echt wat zeggen, want zo kan het niet langer. Naar mijn mening hoeft niet alles, onder het gehoor van een groot publiek, met elkaar gedeeld te worden. Voordat de twee 'enfant terribles' hun pijnlijke gesprek een vervolg kunnen geven, onderbreek ik ze: ‘Ehm sorry, hebben jullie het soms over mij?’

Stomverbaasd over mijn eigen woorden kijk ik onrustig om mij heen. De hele coupé tuurt ineens mijn richting op. Vervolgens staart iedereen naar de twee meiden. De bebrilde blondine bekijkt me van top tot teen en geeft vervolgens zachtjes vragend antwoord ‘Eh…nee?’. Dan schieten alle blikken weer direct naar mij. Ik ben zo rood als een kreeft. De trein stopt. ‘Rotterdam Centraal’ roept de conducteur genadig om. Ik ga er, opnieuw wurmend tussen de mensenmassa, als een haas vandoor. Eenmaal uit de trein sla ik een zucht van opluchting en zeg tegen mezelf ‘Gelukkig, was het toch bijna gênant geweest'.