De stoephoer op de tram

Okee, je kunt mooie kleren om iemands schouder hangen, maar diegene blijft vaak toch een soort veredelde chimpansee. Of het nou gaat om stomdronken Amsterdamse corpsballen, de gemiddelde Rotterdamse trambestuurder of die verlate SS’er uit de Sappemeerse goudkust.

De Amsterdamse burgemeester sprak de afgelopen week een feestrede uit. Want het Amsterdamse Studentencorps had weer eens een lustrumfeest te vieren. Allemaal in smoking, want ze bestonden 155 jaar. En nóg niet afgestudeerd... Meestal ben ik trots op de burgemeester van de stad waar ik nog altijd met heel veel plezier woon. Met name waar het ging om de dreigende rassenconflicten na de moord op Theo van Gogh en tijdens herrie over zich misdragende kut-Marokkaantjes zorgde Job Cohen er met zijn duidelijke optreden voor dat de vlam niet in de pan sloeg.
Maar nu heeft Job zijn kostbare tijd echt verspild aan onzin. Een zaal vol corpsballen toesgeproken. Hij had beter een pont vol corpsballen tot zinken kunnen laten brengen. Zondagavond werd een veerpont over het IJ geterroriseerd door een horde ballen. Waren naar een feestje geweest in het kader van de honderdvijfenvijftigste verjaardag. Netjes in smoking deelden ze kopstoten uit aan medepassagiers en smeten ze de fietsen van die mensen in het water. Okee, mooie kleertjes aan, maar ik vind het een verschrikkelijke gedachte dat dit soort tuig wordt klaargestoomd om in de toekomst de topfuncties in ons land te gaan bekleden. Een beter idee was het geweest, de heren overboord te zetten met een baksteen om hun nek.

Van de corpsballensmoking neem ik u graag even mee naar het nieuwe uniform van de Rotterdamse Elektrische Tram. Waar de dames en heren tot voor kort heel toepasselijk rondliepen in groenige apenpakkies, hebben ze nu nieuwe kleren gekregen. In een stemmig donkerblauwe kleur. Het nieuwe uniform moet gezag uitstralen, las ik gistermiddag in een blaadje. Tot laat in de avond heb ik tranen met tuiten zitten huilen. Gezag! Bij de RET! Zesentwintig keer met de telefonische hulpdienst gebeld. Me aangemeld als lid bij de Forensenbond. Personeel van de Rotterdamse Tram gaat gezag uitstralen. Schei toch uit. De alleronbeschoftste, allerdebielste en allerluiste personeelsleden van het Nederlandse openbaar vervoer werken in Rotterdam. Zelfs de gemiddelde NS-conducteur is een schatje vergeleken bij de randdebielen die met die Rotterdamse trams heen en weer rijden.
Ik kom regelmatig in Rotterdam, en ik kijk mijn ogen uit.
Mag ik u meenemen met een waargebeurd voorbeeldritje met de tram? Ja, dat mag? Gaat u eerst even rustig zitten dan? Op een bureaustoel mét leuninkjes, zodat u er niet afdondert? Daar gaan we: op het Centraal Station stapte ik in. De trambestuurster zát niet in haar hokje, ze lág erin. Poten op het dashboard. En jeans aan in plaats van een uniformbroek. Een erg gastvrije en verzorgde indruk maakte dat niet op me. Een paar haltes verder moest een mevrouw met een kinderwagen de tram uit en het kostte haar wat moeite om de deur te bereiken. Onder de ogen van de bestuurster. Maar die lette niet op: zij had het te druk met gekke bekken trekken naar een collega in een passerende tram. Toen ze de deuren dicht deed, was die mevrouw nog niet uitgestapt. Reactie van de bestuurster: “Dan moet je maar opschieten”. Maar het werd erger: in het hokje van de bestuurster stond een radiootje aan. Keihard. Pokkeherrie. Ik was het er niet mee eens: passagiers worden terecht geacht geen radio aan te hebben, maar dan zit ik op mijn beurt ook niet te wachten op de herrie van het personeel. Toch? Toen ik aan de conducteur vroeg of die even wilde vragen of het wat zachter kon, was de reactie van Hare Majesteit De Trambestuurster “Dan heeft ‘ie pech gehad.” Nou ja zeg! Die mevrouw is geen servicegericht personeelslid, nee, ze is een stoephoer op de tram.
En weet u wat zo erg is? Deze mevrouw is helemaal geen uitzondering. Ze is exemplarisch voor het personeel van de RET. Een tram vol haastige reizigers stopt onderweg bij een snackbar omdat het personeel wat wil eten, en de trambestuurder vervolgt etend zijn weg. Lekker veilig ja. Conducteurs zetten hun fiets in de tram. Dat vinden ze handig. Maar bij een botsing verandert zo’n fiets in een levensgevaarlijk projectiel. En slechts één op de drie trams vertrekt überhaupt op tijd van het beginpunt. Mooi, die nieuwe pakkies, hoor, maar zelfs voor fatsoenlijk klokkijken is het personeel van de RET te lui of te stom. Arme reiziger. Dus in plaats van nieuwe pakkies zou ik willen pleiten voor nieuw personeel. Ze gaan misschien staken tegen de aanbestedingen. Nou, aanbesteden is het enige manier om Rotterdam het fatsoenlijke vervoer te geven dat die stad verdient.

Ook heel goed gekleed is meneer Jan Slor te Sappemeer. Slor had bij de SS gewild, maar daarvoor is ‘ie tot zijn spijt een halve eeuw te laat geboren. We nemen even een kijkje op het villawijkje aan de Buitensingel. Het stond er echt. In het Dagblad van het Noorden. De bewoners van die buurt lopen te hoop tegen de komst van een woongroep voor verstandelijk gehandicapten. Omdat mensen met het Down-syndroom en hun speciale busjes een ontsierend element schijnen te zijn. Weet u wat ík ontsierende elementen vind? Klootzakken die zich misdragen omdat ze zich te goed voelen voor een gehandicapte als buurman. Buurtbewoner Jan Slor vreest zelfs dat zijn huis in waarde zal dalen als de buurt wordt ontsierd door kwijlende stakkers. De lul. Volgens mij wordt een buurt vooral ontsierd door de bakstenen die door de ramen vliegen en de grote hoeveelheden stront die worden gedeponeerd in de tuin. De brand erin.
Neenee, ik mag geen oproep doen tot vernieling van het huis van de heer Slor aan de Buitensingel in Sappemeer. Maar ik kan u natuurlijk ook niet tegenhouden. En u kunt hem altijd even bellen om te vragen of ‘ie dat nou echt meent, van die ontsierende mongolen en de waardedaling van zijn huis. U vindt meneer Slor in de telefoongids op internet. Zo gepiept.
Weet u trouwens waarom er in die wijk gehandicapten zullen worden gehuisvest? De woningen die daar worden gebouwd raken ze aan de straatstenen niet kwijt. Da’s ook niet zo vreemd: zou u naast Jan Slor willen wonen? Ik niet!
Nee, de ergste mongolen zijn natuurlijk Jan Slor en zijn vriendjes zélf. Pratende hopen stront, die zich diep, heel diep moeten schamen.
Vaak probeer ik een verhaaltje af te ronden met een vraag, een punt ter overdenking of een geintje. Vandaag niet. Vandaag weet ik het zeker. Meneer Slor: je bent te laat geboren, en in het verkeerde land. In de jaren 40-45 had je je in Duitsland wel thuis gevoeld. Daar verdwenen gehandicapten onopvallend uit het zicht. Beter voor het straatbeeld, de waarde van het onroerend goed en het woongenot.