Een engel voor Markus

Spitsen zijn bijzondere heerschappen. De echte spits leeft voor het scoren van doelpunten. Als dit hem enkele duels op rij niet lukt, begint het te knagen. Dan ligt hij te zweten in zijn bed en voelt zich rot. Zelfs verliezen doet hem minder pijn als hij zelf wel het net heeft gevonden. Spitsen die zeggen liever te hebben dat het team wint dan dat ze zelf scoren, zijn leugenaars of hebben hun wieg in Katwijk staan.

Als ze dan scoren, vieren ze dit met verschillende rituelen. Die hebben grotendeels hetzelfde doel, namelijk het verheerlijken van de spits zelf. Duimpjes die wijzen naar de achternaam op het shirt? Dat is een spits. Evenals het priemende wijsvingertje, het vingertje aan de lippen, de wijd gespreide armen en de hand bij het oor typische manieren van spitsen zijn om een goal te vieren. Een echte spits is een beetje een egoïst en zo hoort het ook.

Het verklaart direct waarom spitsen ook zo fraai kunnen lijden, als het even tegenzit. De verongelijkte blik richting medespeler na het missen van een kans, alsof hij wil zeggen dat het aan de voorzet lag, is typerend voor de spits. Het gezicht dat elk moment in huilen uit lijkt te kunnen barsten ook. De onbegrepen blik, de handen voor de ogen, het treurig zitten of liggen op de mat. Het maakt het kijken naar falende spitsen prachtig.

Geen spits kon zo mooi treuren als Nikos Machlas in zijn periode bij Ajax. Elke gemiste kans werd een heuse Griekse tragedie, een toneelstuk op zich. Nikos kon kijken alsof hij zojuist voor zijn ogen een dierbare zag verongelukken. Trapte soms uit pure onmacht tegen een paal en droeg het leed van de hele wereld op zijn schouders. Machlas treurde zo mooi dat fans soms spontaan vergaten een fluitconcert aan te heffen. Dan ben je een eind gekomen als spits.

Zover is Markus Rosenberg nog niet. De Zweed kwam deze zomer naar Ajax, als volgende opvolger voor Zlatan Ibrahimovic. Zijn landgenoot verliet Ajax vorig jaar op 31 augustus en sindsdien kwakkelen de Amsterdammers voorin. De Belg Wesley Sonck blonk vooral uit in zelfmedelijden en liet zelden zien waarom hij in eigen land toch te boek stond als goalgetter. De ervaren Griek Ioannis Anastasiou toonde zich een bekwame stand-in, maar was te langzaam om onomstreden te worden als nummer negen. De jonge Ryan Babel kende een stormachtige entree, kreeg daarna te maken met de onvermijdelijke terugslag en mag het sinds die tijd voornamelijk vanaf links proberen, waar meer ruimte ligt voor zijn onvoorspelbare acties op snelheid. Dan was er nog de in januari aangetrokken Aggelos Charisteas, held van het Europees Kampioenschap. Deze Griek kon ook niet direct overtuigen en dus ging men in Amsterdam opnieuw op zoek naar een spits.

Dat werd dus Markus Rosenberg. Blond, type Viking. Geen superieure technicus, maar een dodelijke loerder. Altijd op het randje van buitenspel spelend, immer in beweging en levensgevaarlijk als de bal in de ruimte achter de defensie werd gespeeld. Lovende scoutingsrapporten dus, maar de praktijk bleek anders. Af en toe toonde hij deze kwaliteiten, maar vaker kwamen zijn beperkingen in de kleine ruimte die een Ajax-spits nu eenmaal heeft aan het licht. Rosenberg werd al snel als miskoop bestempeld.

Daar sta je dan, als voormalig hoopdrager. Binnen enkele maanden al verguisd, veroordeeld tot de bank en slachtoffer van fluitconcerten. Dat is lekker. Markus ging zich er ook naar gedragen, logischerwijs. Liep rond zonder vertrouwen en keek per gemiste kans zieliger. Niet mooi zielig, zoals Machlas, maar echt zielig. Intens verdrietig, reddeloos en radeloos. Ajax zou al weer bezig zijn met een opvolger voor hem, in de persoon van Huntelaar.

Te snel wellicht en dus wilde hij zich laten zien. Vorige week legde Rosenberg dan ook al zijn frustratie in een schot van buiten de zestien, dat pas tegen het net tot stilstand kwam. Eindelijk een glimpje van klasse, eindelijk zat het hem eens mee. Het zou wel eens de eerste stap kunnen zijn in de goede richting. In Amsterdam, waar de zelfverklaarde godenzonen huizen, daar zoekt hij naar zichzelf. In het stadion waar ze vroeger de engelen hoorden zingen, maar waar tegenwoordig nog slechts instrumentale hemelliederen gespeeld worden. Daar moet toch wel één engel te vinden zijn die zich over Markus Rosenberg wil ontfermen? Er is toch weinig anders te doen. De komende tijd zal leren hoe hij de boeken ingaat. Als de spits die net op tijd een reddende engel vond of als de man die ten onder ging aan de haast duivels hoge verwachtingen.