Arnhemse meisjes (12)

Overdag zat ik op kantoor, voor half tien 's avonds verkocht ik pakketjes en rond tienen zat ik in de trein naar Amsterdam. Op kantoor tekende ik grafieken, vulde tabellen in en ordende octrooi-aanvragen. Assistent Bijzondere Onderwerpen Kernenergie was ik. Op de afdeling BOK, dat spreekt.
Ik was er aangenomen wegens mijn sterke karakter. Op het sollicitatiegesprek was ik zichtbaar ziek verschenen. Ik zei dat ik grieperig was en koorts had. Men vond het zo gemotiveerd van mij dat ik ondanks die ellende was gekomen, dat ik terstond werd aangenomen met de goede raad thuis lekker onder dikke dekens te kruipen. Yeah, right...

Doordeweeks ging ik na mijn werk naar een flat in Klarendal. Die flat was van een vriend die op een dag honderden ratten door zijn muren had zien knagen en om tot rust te komen bij zijn zus in een andere stad was ingetrokken. Met psychotische ogen had hij me aangekeken en mij zijn sleutel gegeven, zodat ik zijn kleinhandel kon overnemen.
De flat was een eenkamerappartement op de zolderverdieping van een klein flatgebouw. Vier portieken, vier woonlagen. De woning van mijn vriend had een tuimelraam, er stond een eenpersoonsbed, een lage tafel waaromheen een paar stoelen... De muren waren wit en kaal.

De handel bestond uit heroïne. Een gram kostte in Arnhem 300 tot 350 gulden, in Amsterdam 200. Gebruikelijk was om van elke gram 8 pakketjes te maken en die voor 50 gulden per stuk te verkopen. Op die manier kon je in je eigen behoefte voorzien en meer, mits je voldoende klanten had.
Ik had er vier. Een stel dat de kunstacademie deed, een hosselaar die boeken las en een mollige tippelaarster. Allen blank. Ze waren net voldoende om in mijn dagelijkse halve gram te voorzien, en dan moest ik veelal besparen op treinkosten door zwart te rijden.

We waren als een symbiose. Als zij beter en stoned hun weg hadden vervolgd, reisde ik in het donker naar Amsterdam en kocht er dope op de Zeedijk of op de Brouwersgracht. Ik voor hun heil, zij voor het mijne. Ik voor mijn heil, zij voor hun heil. En wij hadden niets dan ons eigen ik dat wij niet wilden kennen. En elkaar die we ook niet werkelijk wilden leren kennen. Anders dan de rollen die we speelden wilden we niet weten.

Vier klanten bleek echter al snel te weinig. Ze sloegen wel eens avonden over. Ik zat daar dan maar te wachten in die flat en op de klok te kijken. En ondertussen begon mijn eigen dope op te raken, waardoor ik wat uit de pakjes voor de verkoop schepte. Die werden zodoende minder aantrekkelijk voor de klandizie en ik voelde me in toenemende mate de klassieke dealer die zijn klanten na een aanvankelijk vertrouwenwekkend begin begint te belazeren.

Om de verliezen te compenseren vroeg ik voorschotten op mijn salaris en tegemoetkoming in kosten voor een niet bestaande studie. Toen die bron uitgeput was geraakt en het inmiddels zinloos was geworden om nog in de flat van de vriend te gaan zitten, ontmoette ik in een Turks koffiehuis een Pakistaan die me in ruil voor heroïne en cocaïne vroeg de Arnhemse drugsscene te schetsen. Niet lang nadat ik hem had ingelicht, daalden de straatprijzen voor horse en coke naar Amsterdams peil en werd de Zeedijk een slag toegebracht.

Met de komst van deze Pakistaan, een nette voorkomende jonge man, nam mijn eigen gebruik tamelijk snel toe. Eens in de zoveel maanden sloot ik mezelf op in mijn huis en gebruikte gedurende een dag of vijf niet, zodat ik na een cold turkey weer met minder toekon. Maar uiteindelijk verloor ik mijn baan, omdat ik onder werktijd ging hosselen in de stad. Mijn kracht nam af en cold turkey werd een steeds zwaardere opgave.

Toen de vriend voor wie ik op de flat had gepast terugkwam, was ik degene die soms de ratten uit de muren zag komen...