Zondagochtendblues

En opeens ben ik zo alleen vannacht.
Ik ben haar wel, de zelfstandige, sterke vrouw. Ik ben haar als ik alleen naar huis fiets, niet bang voor kapotte achterlichten en lallende mannen. Als ik mijn schoenen uittrek is er niemand die ziet hoe ik mijn veter in één keer lostrek, als ik nog wat drinken inschenk heb ik genoeg aan maar één glas uit de kast. Er staan er wel vijf.
Ik loop naar boven en kan het niet later de pc nog even op te starten, alsof ik daardoor mijzelf kan verbinden met de rest van de wereld. Maar mijn inbox is leeg, en op mijn telefoon zijn nul gemiste oproepen. Er staat niemand aan mijn deur te bellen, onder mijn raam te schreeuwen. Als er al ergens iemand is die aan me denkt op dit moment, heb ik diegene zelf gedag gezegd en ben weggegaan.
Want ik kan alles heel erg alleen, en ik heb niemand nodig.
Het is wel glibberig misschien, maar ik heb wel steun aan mij. Nee dank u, ik hoef geen houvast.
Ik mijn oren suizen liedjes en gesprekken van daarnet, en waar ik me verloren voelde in de drukte, merk ik nu dat stilte nog veel erger is. Ik kan zo genieten van op mezelf zijn, en helemaal mijn eigen gang gaan, zonder waar dan ook rekening mee te hoeven houden. Dat kan ik. Dat kan ik echt.
En morgen heb ik weer heel veel afspraken staan, mensen om te ontmoeten, dingen om te doen. Ik heb het heel erg druk, echt waar. Ik verveel me geen moment, zeg ik, en ik denk niet aan de dingen die zich opstapelen en die ik angstvallig voor mij verstop.
Ik ben klein, bang, en zo vreselijk verantwoordelijk.
Ik kan het allemaal best alleen.