Groene vingers

Vol ver-(en eigenlijk ook vooral be-)wondering sla ik dag na dag het kleine wonder gade wat zich in mijn kamer voltrekt.
Wonders, eigenlijk, maar eentje steekt er met kop en schouders, of liever, met blad en stengel, bovenuit.
Het is heel merkwaardig wat hier gebeurd, en mensen die mijn kamer betreden weten dat hier geschiedenis geschreven wordt!
Ik bedoel, ik kan nog met gemak een sanseveria een zachte hongerdood laten sterven, en cactussen weken en maanden naar zonlicht en water laten snakken. En ik moet dan ook toegeven dat het voor mij al gewaagd was om hier uberhaupt maar aan te beginnen! Maar het is dan nu toch aan het lukken; ik heb mijzelf overtroffen.
Een amaryllis. Om precies te zijn, een rode amaryllis. Om officieel te zijn, een hippeastrum uit de tropische gebieden van zuid-amerika. En ik heb dus de hoogmoed om zo'n bol uit die streken naar mijn zolderkamertje te slepen en in wat potgrond te gooien die is overgeschoten van vorig jaar.
Zoals uit het voorgaande waarschijnlijk al duidelijk werd, ben ik niet het planten-type. De omgeving waar ik leef blijft verstoken van stekjes en bladgroen, en als ik wat zuurstof wil zet ik wel het raam open, fotosynthese is mij vreemd. Maar nu dus deze plant, en hij heeft een wonderbaarlijke uitwerking op mij! Vroeger nooit getaald naar gieter of pokon, ren ik nu ijverig heen en weer om water te geven, ja, ik draai het ding zelfs braaf iedere dag 180% zodat hij niet scheef naar de zon toe groeit!
Het was dan ook een perfecte plant, omdat je er in het begin alleen maar wat grond over hoefde te gooien (hij hoefte nog niet eens helemaal begraven worden, waarmee ik blij was, want dat vind ik altijd zo zielig voor die bolletjes, helemaal in het donker en in de kou enzo), en af en toe, maar niet te vaak, wat water, en pas wat meer water naarmate hij groter werd. Een oefenplant dus.
Twee dagen nadat ik uit de schuur een archeologische opgraving naar pot en potgrond had gedaan, en vlijtig in de aarde had zitten wroeten volgens de gebruiksaanwijzing die er ook nog eens bij zat, keek ik naar de stengel en twijfelde aan mijn geestelijke vermogens. Ik besloot er niets van te zeggen, omdat ik bang was voor een fiasco.
Gelukkig zei mijn lief het, waardoor ik hém kon uitlachen in plaats van andersom.
"Is die plant nou nu al gegroeid?"
Het leek schier onmogelijk, maar het was toch werkelijk zo! Binnen luttele weken had het slungelige stengeltje zich een behoorlijk eind de hoogte in gewerkt, met een grote knop de zwaartekracht trotserend.
Nu ben ik er ook achtergekomen dat de amaryllis helemaal niet zo'n onschuldige plant is als hij wel op het eerste gezicht lijkt! De stengle met knop revereren namelijk ontegenzeggelijk naar het mannelijk geslachtsdeel. Komt het door de dikte, die wel erg overeenkomt, of door het geheel ontbreken der bladeren, ik weet het niet. Maar een ieder die mijn kamer betrad zag ik het gewoon denken, een blik op mijn floratische arbeid werpend. Toen een paar dagen later de knop op springen stond werd het nog veel erger, aangezien deze keer de vergelijking met een vulva niet te vermijden was.
Vol schaamte heb ik nog even fronsend overwogen het hele gevaarte maar uit het raam te kieperen richting mijn klussende, nieuwe buren, bij wijze van welkomstgeschenk ofzo. Overtuigend argrument om dit niet te doen, was dat ik dan aan iedereen zou moeten uitleggen waar de bloem me aan had doen denken.
Dus ging ik braaf door met gieteren en draaien, en het verbazen van mijn naasten.
En vandaag, vandaag was het dan eindelijk zo ver! Met slaperige oogjes aanschouw ik verbaast dat de knop open is, en dat daaruit niet één, maar wel liefst drié bloemen zijn gekomen! Die dieprode bloemen, die zo prachtig zijn dat alle eerdere vergelijkingen meteen vergeten zijn!
Compleet geinspireerd ben ik meteen fanatiek narcissen en hyacinten in de grond gaan duwen en mijn lief probeert mijn orchidee zelfs te overtreffen, dor zich uit te leven met zaden van de chamaerops humilis, waaruit een forse palm moet groeien. Iedere dag begiet hij braaf het zielige potje met aarde, wat betreurenswaardig leeg lijkt te blijven.
Maar we zetten door! Een oerwoud zal ik hier herscheppen, ik denk al aan lianen rond mijn klamboe, en tot het ombouwen van mijn printer, die het toch nooit doet, in een fraaie bloembak. In mijn monitor zie ik opeens een kas en mijn muis blijkt uitermate geschikt voor het opkweken van zaden. Geinteresseerd lees ik over uitheemse bloemen en planten.
Ik staar naar mijn nagels, aanschouw de nagellak die ik draag en zucht dat het definitief is; ik heb groene vingers.