Deliberatieve democratie

Onlangs kwam ik een voor mij nieuw begrip tegen in een interessant artikel over politieke machtsverhoudingen en staatsvormen. Een nieuwe vorm van democratie! Nu ja, nieuw, misschien is afgestoft een beter woord. De oplossing voor de gebreken van de twee belangrijkste vormen van democratie die wij kennen, representatieve democratie en directe democratie, zou gevonden kunnen worden in de zogenaamde ‘deliberatieve democratie’. Naast dat het begrip zelf een schreeuwend anglicisme is, betekent het feitelijk dat een kleine groep niet-politieke mensen goed geïnformeerd nadenkt over beslissingen voor een grote groep mensen. Duidelijk anders dan representatieve democratie, maar ook dan directe democratie, waarbij de grote groep mensen zelf beslissingen neemt. Maar, waarom is dit eigenlijk nodig?

Dat directe democratie uitstekend werkt blijkt wel uit het geslaagde referendum dat de Griekse staat onlangs heeft gehouden. Power to the people, toch? Nee dus. De representatieve democratie die af en toe gebruik maakt van ‘directe’ elementen als een referendum lijkt teveel macht te leggen in de handen van die representatie, de politici. Hoe krijgen we de ‘power’ dan wel echt bij de ‘people’? Deliberatieve democratie stelt dat een kleine groep gewone burgers een mandaat krijgt van de gehele samenleving om zich over een bepaalde kwestie te buigen, om uiteindelijk tot een handelingsbesluit te komen. De centrale gedachte hierbij is die deliberatie, oftewel: informeren en argumenteren. De gemandateerde groep krijgt alle benodigde informatie over het onderwerp, delibereert daar samen over, en komt tot een besluit. In deze samenvatting van de gang van zaken schuilen mijns inziens ook direct de twee grootste gevaren van dit systeem:

1. Het systeem claimt niet politiek te zijn, omdat het een gewone groep burgers betreft die geen politieke belangen heeft. Hiermee blijven bijvoorbeeld lobbygroepen buiten de deur. Wat echter wel degelijk politiek geladen blijft is de informatievoorziening naar deze niet-politieke groep toe. Wie zorgt ervoor dat die informatie een volledig beeld geeft van alle zienswijzen op een probleem? Een onafhankelijk kennisinstituut, zou je zeggen. Een universiteit bijvoorbeeld. Maar die kennisinstituten zijn zeer afhankelijk van geldschieters, waarmee de deur alsnog open staat voor lobbygroepen.
2. De groep ‘gewone burgers’ wordt vaak gepresenteerd als een representatieve groep van de samenleving, geselecteerd op opleidingsniveau, gender, leeftijd, inkomen, woon- en gezinssituatie. Wat zou er gebeuren als zo’n representatieve groep met elkaar in discussie gaat? Wellicht weet één slimme redenaar de groep naar zijn hand te zetten, zoals in 12 Angry Men. Ik denk dat deze discussies voornamelijk ongelofelijk veel frustratie op zullen leveren. Om de gegeven informatie goed te gebruiken moet deze immers ook goed geïnterpreteerd kunnen worden. Vaak betekent dit de informatie in een groter geheel bezien. Ik ben er in het geheel niet van overtuigd dat het grootste deel van zo een representatieve groep van de samenleving daartoe in staat is.

Ik heb weinig vertrouwen in een dergelijke vorm van besluitvorming op centraal niveau, zolang daar geen uiterst strenge controle op gevoerd wordt. Op decentraal niveau, bijvoorbeeld binnen gemeenten of zelfs wijken, zou er echter wel degelijk iets voor te zeggen zijn. De mensen uit die gemeenten en wijken zijn over algemeen beter geïnformeerd over de kwestie voorhanden, waardoor het eerste probleem geminimaliseerd wordt. Daarmee is automatisch de tweede vraag ook van minder belang. En wat blijft er dan over voor het land als geheel? Tsja, waarom bestaat dat eigenlijk?

Deze column werd geschreven door Daniel van blogcollectief Kaf.