FOK! Toen: Auschwitz

3. De bevrijding

In augustus 1944 zaten er nog zo'n 130.000 gevangenen in Auschwitz, aan het eind van 1944 was een groot deel gedeprteerd naar kampen dieper in het Duitse rijk, uit angst voor de opmars van het Rode Leger. De Nazi's vreesden dat ze de bevrijding als getuigen zouden fungeren. De gevangenen werden middels zogenoemde dodenmarsen weggeleid uit Auschwitz. De bekendste dodenmars is die uit januari 1945 waarbij er 60.000 gevangenen onder begeleiding van de SS naar Loslau moesten lopen bij een temperatuur van -20 graden. Tijdens deze mars stierven er meer dan 15.000 mensen: het gros door de kou, anderen werden doodgeschoten door de SS. 

Eenmaal in Loslau aangekomen werden ze in goederenwagons gezet en verder gedeporteerd. Zo'n 9.000 zieke en zwakkere gevangenen bleven achter in het kamp, met enkele eenheden van de SS. Van deze 9.000 gevangen werden er nog enkele honderden afgeschoten door de SS, enkele andere honderden stierven door kou en ondervoeding. 

Terwijl in januari de SS druk bezig was met het wegvoeren van de gevangenen naar andere kampen, was men druk bezig met het bewijsmateriaal van de genocide te vernietigen. Op 20 januari 19945 werden Crematorium II en III opgeblazen, ze waren eerder al onklaar gemaakt. Op 23 januari volgede Kanada II, het opslagcomplex waar de spullen die geroofd waren van de gevangenen bewaard werd. Tot slot werd Crematorium V op 26 januari opgeblazen. 

Het overgrote deel van de SS had het complex al op 20 of 21 januari verlaten, degene die achterbleven hadden als instructie gekregen de circa 9.000 gevangenen die achter waren gebleven te elimineren. Er was echter te weinig tijd: ze konden slechts zo'n 700 gevangenen doden voor het Rode Leger binnentrok. Ondertussen passeerden er troepen van de Wehrmacht die de opslagplaatsen plunderden die nog niet leeg waren. Verschillende gevangenen maakten van deze situatie gebruik om te te ontsnappen. 

Op 27 januari trok het Rode Leger het kamp binnen. Ze troffen zo'n 7.500 uitgehongerde, uitgeputte en zieke gevangenen aan. In de opslagplaatsen die niet vernietigd of geplunderd waren vonden ze meer dan één miljoen tenues en kostuums aan, evenals 7.000 kilo vrouwenhaar en duizenden schoenen. De gevangenen werden door de medische eenheden van het Rode Leger opgevangen en verzorgd. Veel Poolse gevangenen uit de stad en de omgeving ondersteunden hen daarbij, veel van hen waren lid van het Poolse Rode Kruis. 

De honderden vuile en vaak bedlegerige patiënten werden naar schone ruimtes gebracht, waar ze verzorgd werden en langzaam weer aan een normale hoeveel eten moesten wennen. Sommige van hen verstopen weken later nog brood onder hun matras uit angst dat het het elke dag weer afgelopen kon zijn met maaltijden. De meeste van de patiënten kon het ziekenhuis na zo'n drie á vier maanden verlaten. Het grootste deel van de ruim 400 kinderen die werden aangetroffen in Auschwitz verlieten het kamp in februari of maart 1945. Het gros ging naar een kindertehuis of andere instantie. Slechts enkelen werden met hun ouders herenigd. 

Hoeveel mensen er precies zijn omgekomen in Auschwitz zijn twijfels over, Der Spiegel journalist Fritjof Meyer kwam in zijn studie uit op een aantal van 510.000 en J.C Pressac kwam in zijn monumentale en zeer uitgebreide studie uit 1993 uit op een aantal van tussen de 630.000 en 710.000 omgebrachte mensen. Verdere schattingen lopen uiteen van 800.000 tot vijf miljoen. Rudolf Höss liet in de rechtbank weten dat Adolf Eichmann hem had verteld dat er 2,5 miljoen mensen waren vergast en er een half miljoen mensen op natuurlijke wijze om het leven was gekomen. Later liet hij weten dat dit aantal overdreven was en dat ook Auschwitz een limiet had.

Veel onderzoekers onderschrijven de schattingen uit 1994 van de Poolse historicus Franciszek Piper. Volgens zijn schattingen werden ongeveer 1,3 miljoen mensen naar Auschwitz gedeporteerd, onder wie circa 1,1 miljoen Joden, 140.000 Polen, 23.000 zigeuners, 15.000 Russische krijgsgevangenen en ruim 25.000 slachtoffers van andere afkomst. Onder de slachtoffers waren circa 57.000 Nederlandse slachtoffers. Zij kwamen per trein aan uit Westerbrok (65 transporten) Apeldoorn (1 transport met voornamelijk patiënten en personeel van het Joodse krankzinnigengesticht Het Apeldoornsche Bos) en 2 uit Kamp Vught). 38.000 van hen werden bij aankomst vrijwel direct vergast, 19.000 werden eerst als gevangenge ingeschreven. Slechts 900 mensen van hen hebben Auschwitz overleefd.