CD: The Yearlings - Utrecht


De bezetting van The Yearlings is in die tijd niet echt veranderd, op één klein dingetje na. René van Barneveld (vooral bekend van Urban Dance Squad) is tegenwoordig “Yearling at large”, een soort eretitel voor de man met de drie handen. Zijn rol is niet veranderd. In sommige songs duikt hij op om de pedal steel te bespelen en daarmee mede voeding te geven aan dat typische countrygeluid. Voor de rest bespeelt Herman Gaaff nog altijd de bas, is Léon Geuyen nog steeds drummer, Niels Goudwaard zanger / gitarist / mondharmonicaspeler, Olaf Koeneman zanger / gitarist / mandolinespeler en Bertram Mourits slidegitarist, die ook af en toe de dobro of banjo oppakt.

Er zijn een paar kleine verschuivingen te noteren. Zo neemt Koeneman tegenwoordig meer zang op zich en is hij in feite nog de enige songschrijver. Op het debuut nam Goudswaard ook de nodige songs voor zijn rekening, nu zijn ze allemaal van de hand van Koeneman, op een duoproductie met Mourits en twee instrumentale tracks na.

De muziek van The Yearlings mocht je op het debuut zonder problemen beschrijven als alt. country, met dus Uncle Tupelo als voornaamste inspiratiebron. Tevens bracht men gitaarpop zoals R.E.M. dat in de jaren ’80 deed. Daar is op deze plaat niet veel aan veranderd, al valt me wel op dat men meer richting de gitaarkant is geschoven. Dit doet men overigens zonder de “roots” uit het oog te verliezen, want er vallen nog altijd nummers met de nodige country-invloeden te beluisteren.

Na een instrumentale opener begint de naar de eigen woonplaats genoemde plaat met “Here Nowadays”, dat direct maar een verwijzing naar de plaattitel lijkt te geven. “Here nowadays, it’s no longer just a little town, when nobody knows, what is really going down” luiden de openingsregels. Er ontspint zich een sprankelende gitaarpopsong, die thematisch net zo goed de grotestadsproblematiek van Nederland anno 2004 als een eerbetoon aan het eigen geliefde Utrecht behelst. Direct daarna is daar een eerste aan R.E.M verwante song, want zo kan je “Cure For The Antidote” toch wel noemen. Af en toe zou je zelfs denken dat Michael Stipe aan het zingen is, maar het is toch echt Goudswaard, die met name in het refrein in vorm is. De eerste song die doet denken aan het debuut is “Satellite”, een knap opgebouwde lovesong. Op het daaropvolgende “Cold Goodbyes” is het countrygevoel ruim vertegenwoordigd, maar het is wat mij betreft niet het beste nummer van de plaat. De melodie is goed gevonden, maar op de één of andere manier pakt het nummer me niet en kan slechts de vet aangezette countrystem van Goudswaard mijn aandacht er echt bij houden.

De revanche volgt echter al direct. “Charlie Tears” is een vrolijk klinkend countrynummer, dat in die zin doet denken aan “Marching Band” van het debuut. Koeneman bezingt een zanger die het maar niet kan maken en die eigenlijk een vrij zielig geval is, sterker nog, deze zanger wil het doen voorkomen alsof hij de zieligste persoon op aarde is. Vervolgens maken The Yearlings duidelijk dat ze ook kunnen rocken. Het is even wennen als je “Drawn” hoort, maar het past de band wel. Het past echter niet zo goed als de twee daaropvolgende nummers. “Fw: no. 5” is weer een R.E.M.-achtige song – de titel verwijst er subtiel naar -, die met de inzet van toetsen vlot klinkt. Jammer genoeg is juist in dit nummer de zang van Koeneman, flink verbeterd ten opzichte van de eerste plaat, niet op zijn sterkst.

Zo gebeurt het dan ook dat “(The Faster I Get) Home” kan uitgroeien tot het onbetwiste hoogtepunt van de plaat. Dit losjes klinkende nummer kan wat mij betreft als waardige opvolger van “You’ve Gone Out Again” in de annalen als Yearlings-klassieker. Net als die song van de eerste plaat zweeft ook deze song ver boven de rest uit, zonder die andere nummers te kort te willen doen. Alles klopt echter: melodie, tekst, zang, instrumentatie (prachtig gebruik van toetsen).

Niet vreemd dat de twee nummers erna niet zo goed klinken als dit nummer. “Teenage Lullabies” heeft een mooie thematiek, maar kan toch de indruk niet wegwerken dat het vooral een opvuller is. De song werd ook niet gespeeld bij de cd-presentatie, wat die indruk verder voedt. “Like A Drunk” heeft onmiskenbaar een hoop energie in zich en ontpopt zich al snel als meezinger, maar moet qua algeheel niveau toch aanhaken bij de achterhoede van deze plaat. “…And Mary Walks Out”, dat volgt na een instrumentaal tussendoortje, mag duidelijk in de kopgroep mee. Het is wat mij betreft het nummer waarop Koeneman het mooist zingt. De muziek ondersteunt de tekst volledig en let op het verrassende einde, na de slotregels. Knap gedaan. Via “Nothing I’d Rather Do”, een door Goudswaard goed gebrachte song over een moeilijk verlopende liefde, is het einde van de plaat dan al weer bereikt.