Proces om genocide in Rwanda niet gestaakt

Het proces tegen een Nederlandse verdachte van genocide in Rwanda wordt voortgezet. Een verzoek van de verdediging om justitie niet-ontvankelijk te verklaren, is dinsdag door de rechtbank in Den Haag afgewezen.

Maandag vroeg de advocaat van Yvonne N., Victor Koppe, de rechtbank om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Het OM had ontlastende bewijsstukken volgens hem te laat bij het dossier gevoegd. De rechtbank stelt dat de stukken niet zonder meer ontlastend zijn voor de verdachte.

Het ging om een eerder vonnis van een rechtbank in Rwanda. De rechter oordeelde dat een aantal getuigen in die zaak niet betrouwbaar waren. De 65-jarige N. stond toen zelf niet terecht, maar deze getuigen hebben ook in haar zaak verklaringen afgelegd. Volgens de rechtbank in Den Haag blijkt uit het vonnis niet dat de getuigen onbetrouwbaar zijn.

Het OM beschikt al sinds 2010 over deze stukken, maar voegde ze pas vorige week toe aan het dossier. Koppe stelde dat daarmee de waarheidsvinding in het geding kwam.

Het Openbaar Ministerie is van mening dat de vrouw, die sinds 2004 de Nederlandse nationaliteit heeft, lid was van een groep Hutu-extremisten die tussen februari en april 1994 jacht maakte op Tutsi's en gematigde Hutu's in Gikondo. Tussen 1990 en 1994 zou ze bovendien stelselmatig hebben opgeroepen tot geweld tegen Tutsi's.

Ook zou N. volgens het OM een rol hebben gespeeld in een bloedbad bij een kerk, op 9 april 1994 in Gikondo. Daar werden ruim honderd mensen, onder wie kleine kinderen, afgeslacht met knuppels en machetes.

Tijdens de volkerenmoord in Rwanda werden in ongeveer drie maanden tijd naar schatting een miljoen Tutsi's en gematigde Hutu's vermoord door milities. N. is door een Rwandese rechtbank in 2007 bij verstek tot levenslang veroordeeld voor haar betrokkenheid.

In een eerdere zaak rond de volkerenmoord in Rwanda werd de asielzoeker Joseph M. door het gerechtshof in Den Haag veroordeeld tot levenslang wegens het plegen van oorlogsmisdrijven.