Boerenleven in Krimpen

Er moest, om een ets in ontvangst te kunnen nemen nog één museum worden bezocht, nl. het Streekmuseum in Krimpen aan den IJssel. Zoals ik al eerder vertelde hebben vier musea in de Krimpenerwaard de koppen bij elkaar gestoken en een leuke actie bedacht: wie alle musea bezocht vóór een bepaalde datum, mocht een echte ets uitzoeken. Het bleek dat het museum pas om 2 uur in de middag openging, dus moesten we voor de morgen iets verzinnen. Op internet las ik over een Statenbijbelmuseum, in Leerdam, aan de Lingedijk vlakbij het Glasmuseum. Kijk, dat kon dan mooi worden gecombineerd. Onderweg ergens iets eten, twee leuke bezoeken en we hadden weer een mooie dag.

Dus op naar Leerdam. Nou, dat was dus een sof; het was donderdag en ik had in de gauwigheid niet gelezen dat het Bijbelmuseum op woensdag- en zaterdagmorgen open is. De tent zat potdicht. Niet getreurd, het Glasmuseum is altijd een prima bestemming, want er zijn steeds weer nieuwe exposities. En mooi glaswerk is altijd welkom als kijkfeest. Ook in de tuin zijn steeds wisselende zaken te zien, vaak tentoongesteld in kleine kassen. Dat bleek op de dag dat wij er waren, een van de twee tropische dagen vorige week overigens niet zo'n feest: in de kassen was het echt nog veel tropischer dan erbuiten. Niet te harden, maar door het glas was het meeste goed van buitenaf te genieten.

Na het bezoek - en dat Glasmuseum gaat een jaarlijkse bedevaart worden, zo mooi is het wel –  doken we gauw de auto in, zetten de airco aan en sukkelden langs de Lingedijk naar Kedichem en verder via Arkel, Hoogblokland en Hoornaar naar de pont bij Schoonhoven. Dit is echt een van mooiste ritjes die je kunt maken in deze polder. Zo'n relaxt sfeertje, en dat in het dichtst bevolkte gebied van ons land, dat moet je beleven om het te geloven. Direct na het verlaten van de pont heb je daar een behoorlijk restaurant met terras in de schaduw, mooi voor de lunch met uitzicht over de Lek. Vreemd trouwens, je hebt daar meestal twee ponten terwijl er nu maar eentje was. Ik vroeg aan de ober waarom ik niks had gelezen over een verzopen pont, waarop hij lachend antwoordde dat deze rustige vakantieperiode wordt gebruikt voor onderhoud aan de ponten.

Via Bergambacht reden we naar het Streekmuseum aan de IJsseldijk in Krimpen. We waren iets te vroeg maar buiten het museum stond een prachtige boom met stoelen in de schaduw eronder. Meteen bij het begin van ons bezoek werd mijn theorie over uitstervende vrijwilligers onderuitgehaald: hier hebben ze jongere dames in vaste dienst. Nou mooi, als dat eraf kan gaat het goed. Het museum zelf is in de eigenlijke boerderij, terwijl in een bijgebouw een wagenschuur met oude boerenkarren is te bekijken. Op het erf staat ook een boenhok. Zo'n ding ken ik uit mijn jeugd, in een waterrijk gebied is dat een belangrijk element van een boerenbedrijf. Het is een houten schuurtje, aan de waterkant open met daar aan de slootkant twee lage stoepen, van elkaar gescheiden door een hoger gedeelte. De boten met daarin de melkbussen legden daar aan en de bussen met melk, gevuld tijdens een melkbeurt in een weiland dat je eigenlijk alleen met een boot kon bereiken, werden op het hoge deel gezet. U zult vragen hoe de koeien dan op dat weiland kwamen? En er ook weer af als het kaalgevreten was? Vaak kon dat wel over land, maar dat was een roteind om, het water was bij het melken een veel snellere route. Er zijn ook streken in ons land waar helemaal geen verbinding over land was en waar de koeien in een platbodem schuit, een schouw of praam geheten werden vervoerd. Echt een harakiriklus, maar het moest.

In het boenhok werden de melkbussen en al het verdere melkgerei schoongemaakt, als ik me goed herinner met schoon slootwater en wat chloor. Buiten het hok staat een houten emmerrek waarop het gerei ondersteboven te drogen werd gezet. De plek van het boenhok is hier niet juist: men heeft het noodgedwongen aan het einde van een sloot gebouwd, maar gewoonlijk staat het aan de slootkant, zodat de praam eraan kan afmeren. Het ding komt trouwens uit een filmserie van de tv en is in delen van de site gehaald en hier met wat sponsoring weer opgebouwd.

De boerderij komt men via de stal binnen. Hier is de meeste ruimte ingenomen door een oud kruidenierswinkeltje en aan de overkant de balie en een koffiehoek. Aan de balken boven de plekken waar de koeien stonden zie je nog de namen van de beesten. Leuk, maar het klopt niet want een koe heette niet Annie, maar Annie23. Als Annie een kuiskalf kreeg waarmee men verder ging fokken heeette dat beest dus gewoon Annie24. In de stal kwam ik toch voor een paar raadsels te staan, en ik dacht nog wel dat ik al dat oude boerengereedschap wel kende. Zo hadden ze een soort mestvork met een lange houten steel, maar dan met mesvormige tanden die heel dicht tegen elkaar stonden. Aan het uiteinde van de messen was een beetje ruimte. Dat bleek stropersgereedschap te zijn: in de kraakheldere boerensloten zag je de palingen zwemmen maar die kreeg je nooit te pakken, ze zijn veel te glibberig. Als je dan dat ding naar de paling stootte, bleef hij vaak tussen de messen hangen. Gewond natuurlijk, maar het beest ging toch in de pan. Zwaar illegaal, maar iedere boer deed het.

Het boerenhuis is een enorme uitstalling van alles wat ik me nog herinner, tot de pronkkamer toe. Onze gastvrouw was wat nauwer bij bepaalde zaken betrokken, want ze was vele jaren in de kraamzorg werkzaam geweest. De verhalen waren dan ook legio, en allemaal leuk. Eentje zal ik u niet onthouden, ook omdat ik bepaalde aspecten nog niet wist. De linnenkast werd door een boerendochter gevuld voordat ze ging trouwen. Dat was haar uitzet, haar aandeel in de investering. Een uitzet is een hele linnenkast boordevol met lakens, slopen, onderkleding, nachthemden, zakdoeken, handdoeken, noem maar op. Wat ik niet wist is het feit dat in iedere boerderij de indeling exact hetzelfde was, om een heel simpele reden. Als er ziekte of kraam was, kwam een boerenbuurvrouw te hulp. Die wist door de gelijke indeling als bij haar alles in de kast blindelings te vinden.

Er waren echter wel verschillen, vooral door verschillen in welgesteldheid van de boerendochter in kwestie. Het was de bedoeling dat er altijd een vast aantal van een bepaald artikel in de kast lag. Als je daar te arm voor was, nam je genoegen met het halve aantal maar vouwde je het zo op dat het een dubbel aantal leek. De kast moest ook tot achterin vol liggen, en of dat zo was werd altijd stiekem gecheckt door een bezoekende dame. Ze ging dan tijdens de bezichtiging dichtbij de open kast staan en stootte kwansuis met haar elleboog tegen een stapel linnengoed. Als die naar achteren schoof was het foute boel. Rotwijven.

En wederom sidder je bij de gedachte aan de afgrijselijke bult werk die zo’n boerendame dagelijks voor haar kiezen kreeg. Afgezien van kinderen baren en grootbrengen had ze de was, het melkgerei schoonmaken, groente en fruit halen in de tuin, schoonmaken, koken en bij grotere hoeveelheden inzouten of wecken. Kaasmaken, kachels bijhouden, kleding verstellen, sokken stoppen en nog honderden andere dingen die ik hier niet eens noem. Ga zelf maar kijken. En haar man, kon die niet een handje toesteken? Nee, nooit. Die had zijn eigen werk, zeker net zo veel, en daar kwam zij dan weer niet aan. Alleen ’s middags melken, dat deed ze soms samen met haar man. Verder niet. Paps had naast het werk op land en boerderij de contacten met buiten, de moestuin, de boomgaard, het onderhoud van alle opstallen. Verder het onderhoud van alle sloten, want bij het schouwen door het waterschap moesten alle watergangen keurig schoon zijn. Nee, die kreeg zijn dagen echt ook wel vol. Alles snaarstrak geregeld en opgedeeld in mannen- en vrouwenwerk. Emancipatie gaf alleen maar ontregeling en daarop zat niemand te wachten. Met emancipatie kwam het werk niet af, en met dat argument ben je meteen uitgepraat.

Ik ben echt niet van dat romantische, terug naar de goeie ouwe tijd. Het was grotendeels hard rotwerk, zonder tijd voor enige ontspanning. Alleen de zondag was wat meer relaxt, maar dan ging men ter kerke, de rijkere boeren met de sjees achter het paard, de armen het hele eind lopend, vaak twee of soms zelfs drie keer. Samen met het melken en het dutje was de dag dan ook weer snel voorbij.

Het slapen in die tijd, dat fascineert me nog steeds in hoge mate. De bedsteden waren heel klein en dat was dan vooral om de warmte binnen te houden. Je moest eigenlijk zo’n beetje zittend slapen, al waren de mensen natuurlijk ook nogal wat kleiner dan nu. Bij de kleiner behuisden was er onder de bedstee een lade die men kon uittrekken, waarna er mooi een baby in paste. Als het kind aan de tiet moest, graaide ma het jong uit zijn kribje, terwijl pa achterin de bedstee lekker verder ronkte. En de sanitaire stops? Wij sloffen effe de overloop op naar de badkamer, verrichten de noodzakelijke handelingen en sloffen weer terug. Toen was dat toch anders, want de poepdoos was buiten. Dus dat ging per po. Denk daar de kleine ruimte in de bedstee bij en je krijgt enig idee van de lucht die daar hing. En dat in combinatie met de vrij beperkte discipline die men betreffende persoonlijke hygiëne en verschoning had… In mijn jonge jaren was dat gelukkig al achterhaald, maar als je nog een of twee generaties verder teruggaat in die goeie ouwe tijd, dan voerde stank de boventoon. Het wordt heel vaak vergeten, maar nare lichaamsgeur was hèt kenmerk van vroegere tijden. Toen was het regel, nu gelukkig uitzondering.

De koffie na het bezoek was goed en werd ons gebracht terwijl we lekker buiten zaten. Prima stekkie, daar in Krimpen. Een bezoek meer dan waard.