De hel van het flirten


Om direct in de eerste zin vast een fabeltje te ontkrachten: vrijgezel zijn is geen hol aan. Die bekende reflex nadat je tegen iemand hebt gezegd dat je vrijgezel bent, ‘maar ik geniet enorm van mijn vrijheid', is ook klinkklare flauwekul. Het is een holle zin en een hopeloze poging om te camoufleren dat de vrijgezel het grootste gedeelte van de week, met de hand onder de broekband, op de bank zit te zappen. Die zogenaamde vrijheid zou seksgerelateerd kunnen zijn, maar daar echt met regelmaat gebruik van maken is slechts voor een enkeling weggelegd.

Ik ben vrijgezel, dat zal u reeds begrepen hebben. Soms zeggen mensen tegen me dat ze enigszins jaloers zijn op mijn vrije bestaan. Want ik hoef met niemand rekening te houden. Ik knik altijd een beetje, soms zelfs met een gespeeld ondeugend glimlachje, maar realiseer me dat die uitspraak slechts twee dingen kan betekenen. Of ze zeggen op verkapte wijze dat ik een beetje zielig ben, of ze hebben zelf een kutrelatie. Dat is trouwens per definitie nog zieliger, even los van of ik echt zielig zou zijn: mensen die een kutrelatie verkiezen boven geen relatie. Dat zijn de zeer zieligen. En je wilt niet weten hoeveel dat er zijn. Ergens is dat best een troostende gedachte.

Ik ben overigens niet zielig. Vrijgezel zijn is niet direct een synoniem voor ongelukkigheid. Net zoals het geen synoniem is voor niet voor jezelf kunnen zorgen of iedere avond ovenpizza kauwen en bier hijsen op de bank.
Ik ben best gelukkig, maar zou in een relatie waarschijnlijk gelukkiger zijn. Op voorwaarde dat zij sensationeel is, maar dat lijkt me logisch. Voor minder zal ik het niet doen, dan nog maar even alleen. Wat betreft die voorwaarde hoor ik ook nog wel eens ‘dat ik waarschijnlijk ook erg kieskeurig en kritisch ben geworden.' Geworden? Dat was ik al. En daar ben ik trots op. Ik vraag me af of die vraag impliceert dat degene die hem stelt, niet kieskeurig of kritisch is geweest, maar nu niet terug kan vanwege de hypotheek of de gewoonte.

Doch, dit alles terzijde. Afgelopen weekend stond ik in de kroeg met wat vrienden te leunen. Voorzichtig keek ik eens rond of ik iemand zag die mijn interesse wekte. Dat viel behoorlijk tegen. Ja, er dansten wat op-het-eerste-gezicht-heel-mooie vrouwen, maar die vind ik niet erg interessant. Ik zou liegen als ik zei dat ik er niet graag naar keek, maar mijn ervaring is dat zij over het algemeen bedroevend weinig te vertellen hebben. En dan verschrompelt schoonheid in hoog tempo. Als ovenpizza, lekker bij de eerste hap, maar daarna heb je al gauw spijt dat je niet gekookt hebt.

Ik was niet echt in een uitbundige stemming. Het was een avond om een paar uur aan mijn eeuwig durende onderzoek naar menselijk gedrag toe te voegen. Geen avond om te dansen, maar om rustig te leunen en te observeren. Ik hou van dat soort avonden, werkelijk. Rustig kijken naar mensen is over het algemeen uiterst leerzaam en interessant, maar niet wanneer ik net een uur hebt nagedacht over wat ik hierboven als ‘terzijde' betitelde. Want dan herken ik mijzelf ineens in de vijftig andere vrijgezellen in het cafeetje. En dat is een droevig plaatje, niet grappig meer. Want ineens zie ik de wanhoop; zie ik het hemeltergende geacteer bij de flirtende mensen die zich allemaal beter voor proberen te doen dan ze zijn. Ik zie het gedrag van mensen die in hetzelfde schuitje zitten en realiseer me dat ik ook weer door deze hel van het flirten heen moet. En daar ben ik slecht in, ik kan zeer charmant zijn aan een rustig tafeltje met wijn, maar dat krankzinnige gedrag voordat je aan zo'n tafeltje belandt, het is niet aan mij besteed.

Ik ben naar huis gegaan, uit droefenis. Moet ik echt weer avondenlang mijzelf verkopen aan mogelijk interessante vrouwen? Moet ik weer met openingszinnen komen, die geen ópeningszinnen zijn? Is dat werkelijk de enige manier?
Ik voerde mijn poes, aaide haar uitgebreid over haar kopje en ging naar bed, waar ik nog een uur naar het plafond staarde. Me afvragend waar zij is gebleven, of ik me aanstelde en of ik de enige ben die liever niet flirt door in luidruchtige cafés slogans in oren te schreeuwen.

's Nachts droomde ik over hetzelfde café. Er stond een vrouw, aan de andere kant van de ruimte. Bij een tafeltje. Ze was geen vrouw bij wie je in eerste instantie de schoonheid ziet. Bij haar in de buurt dansten allerlei op-het-eerste-gezicht-heel-mooie vrouwen, ritmisch bewegend met als enig doel om gezien te worden door jongens die wel een repertoire aan verleidingsslogans bezitten. Ovenpizza's. De vrouw keek rustig om zich heen. Observerend. Niet gehinderd door een ontembare drang om te scoren, niet van plan om genoegen te nemen met de eerste die langskwam of de laatste die overbleef. Ze keek mijn kant op. En werd langzaam steeds aantrekkelijker. Ik glimlachte voorzichtig.

Glimlachend werd ik wakker. De droefenis van de avond ervoor sloeg nergens op. Ik kom wel iemand tegen, zeker. En tot die tijd wacht ik rustig en niet ongelukkig af.
's Avonds haalde ik eten bij de Chinees. Terwijl ik wachtte op mijn bestelling observeerde ik een stelletje aan een tafel iets verderop. Op het eerste oog waren ze succesvol en aantrekkelijk. Ik moest lang wachten op mijn eten. Al die tijd observeerde ik het stelletje. Ze spraken letterlijk geen woord en waren duidelijk verveeld. Ik was blij dat ik niet gekookt had, het plaatje bij de Chinees had ik even nodig. Vrijgezel zijn is niet droef. Een kutrelatie verkiezen boven geen relatie. Dat is pas droevig.