Plinius/Eichmann: Nazi-Rome

In de tijd na keizer Augustus, omstreeks het jaar 30, was het voor de meeste plotsklaps door Romeinen onderworpen en bestuurde volkeren een gewoonte, om de Romeinse gebruiken en godsdienst als een soort software-upgrade aan de hunne -toch al polytheïstisch- toe te voegen. Voor de Romeinen was dat allang prima; met zo'n groot rijk konden de lokale stammen voor hun part geloven in Kabouter Plop, als ze óók maar belasting betaalden en eerbiedig neerbogen voor diverse nieuwe tempels en beelden als dat van hen verlangd werd.

Ook de Grieken waren tolerant: in Athene hield de apostel Paulus aan het einde van de beeldenrij richting de Akropolis, voor een lege sokkel met daarop de tekst “Voor de onbekende god”, vurige redes voor een sceptisch, maar geïnteresseerd Grieks publiek. Zijn reizen -en ongetwijfeld die van latere christenen- leverden in het moderne Turkije, Israël en Cyprus al snel problemen op. De joden hadden evenveel plezier in het uitmoorden van elke volgeling, als van de oorspronkelijke onruststoker, en ook de Romeinen werkten in toenemende mate mee doordat christenen weigerden de Romeinse goden te erkennen. Hoewel Jezus had gezegd dat “de keizer te geven wat des keizers is”, was naast belasting betalen afgoderij voor de vroege christenen een brug te ver. Toch stonden de Romeinen voor een raar moreel dilemma, waardoor ze achteraf interessant geschiedkundig vergelijkingsmateriaal bieden.

Nog geen vijftig jaar na de brieven van Paulus en de brand in Rome, slechts tien jaar na Johannes' dood, schreef Plinius, gouverneur van Bythinia en Pontus (het huidige noord-Turkije) in het jaar 111 een brief aan keizer Trajanus met aanbevelingen over en een descriptieve werkwijze aangaande christenen, die mij, na meermalen Berlijn bezocht te hebben, bijzonder aan de Neurenbergwetten deed denken. Hoewel het de nazi's ging om ras, minder om geloof, was het enige wat 'de jood' bond vanzelfsprekend hooguit geloof, vaak dat niet eens, en waren die vermeende rassenverschillen een fabeltje. Toch was het feit dat ze met Neurenberg en later de Wannsee-conferentie, nauwkeurig vastlegden wie onder welke omstandigheden jood (of zigeuner, neger, Slaaf en ga zo maar door) was, en wie vanaf wanneer welke straf verdiende.

We quoten 1900 jaar gelee, alsook mijn dierbare herinneringen aan VWO5-Latijn:

“Bij processen tegen Christenen ben ik nooit geweest: daarom weet ik niet wat men gewoonlijk daarbij bestraft of onderzoekt en hoever men daarbij gaat. Zo zat ik in ongewone moeilijkheden: moet er enig verschil gemaakt worden naar leeftijd; moeten soms de nog zo jeugdigen niets afwijken van de sterkeren? Moet er vergiffenis geschonken worden aan het berouw of moet hij, die werkelijk christen is geweest, geen nut ervan hebben dat hij opgehouden heeft het te zijn? Moet de naam zelf, als hij vrij is van schanddaden, straf meebrengen of geldt dat van schanddaden, die onafscheidbaar zijn van de naam?

“Voorlopig heb ik deze gedragslijn gevolgd: Ik vroeg hen of zij christen waren. Zij die bekenden, werden ten tweeden en derden male dezelfde vraag gesteld en daarbij expliciet met de dood bedreigd. Degenen die volhardden heb ik laten terechtstellen. Ik vond dat zij naast hun geloof, vooral ook voor hun hardnekkigheid en onbuigzame koppigheid behoorden te worden gestraft. Anderen, even waanzinnig maar Romeinse staatsburgers, heb ik naar Rome teruggestuurd. Zoals dat gebeurt breidden de aanklachten zich uit en deden zich verschillende bijzondere voorvallen voor. Anoniem werd mij een document toevertrouwd, met heel veel namen erop. Wie van die lijst ontkende christen te zijn (geweest), wie daarna de goden met wierook en wijn aanbad en voor [het beeld van de keizer] boog (twee dingen waartoe naar men zegt geen enkele christen te bewegen is), heb ik vrijgelaten.

“Anderen bekenden maar kwamen er daarna van terug. (…) Allen hebben zowel aan Uw beeld als de godenbeelden eer bewezen en Christus vervloekt. Ze zeiden dat ze samenkwamen om over Christus te zingen en dat ze afspraken geen diefstal, roof, ontucht of leugens te plegen of vertrouwen te breken. Dan aten ze daarna onschuldig voedsel. Na mijn edict zeiden ze er allen mee gestopt te zijn. Toch heb ik het min of meer noodzakelijk geacht om de waarheid ook middels marteling boven tafel te krijgen bij twee zogeheten 'diakenen'. Wat ik vond was niets anders dan een ordinair, teugelloos geloof.     

“Daarom zoek ik uw hulp. Het lijkt erop dat ze, man en vrouw en van alle leeftijden, in getal zo toenemen, dat het voor sommigen een gevaar zou kunnen vormen. De besmetting van dit bijgeloof heeft zich niet alleen in de steden, maar ook in de dorpen en op het platteland verbreid, maar ze schijnt gestopt en tegengewerkt te kunnen worden. In elk geval staat het al in voldoende mate vast dat de tempels, die bijna verlaten waren, drukbezochte erediensten zijn gaan hervatten, en dat men offerdieren te koop aanbiedt, waarvoor normaal maar zelden kopers waren. Uit dat alles is gemakkelijk op te maken, hoe ontzettend veel mensen op het goede pad kunnen worden gebracht, als er ruimte wordt gemaakt voor berouw.”

Je zou, hoewel beide regimes gelovigen bij bosjes in koelen bloede lieten afmaken, kunnen stellen dat de Romeinen met bovenstaande werkwijze een stuk Verlichter te werk gingen dan de nazi's. Men werd driemaal de kans geboden zich te beteren, driemaal aangeboden de Romeinse goden en keizer te aanbidden. Pas na drie keer, en dan vooral vanwege hun koppigheid, werden ze terechtgesteld, vaak niet voordat men de waarheid eruit had proberen te martelen.

De harde, kille waarheid die ik jaren na het vertalen voor Latijn bij de Duitsers aantrof, was van een heel ander, rücksichtsloser kaliber afstandelijke wreedheid. Op de laatste dag van mijn laatste vakantie naar Berlijn trokken broertje, vriendin en ik op naar Wannsee. Al op het station schreeuwt de naam van het infame dorpje je in een onheilspellend oud-Duits lettertype toe. Een oude villa in verval bevindt zich midden in het dorpje dat langs de kust van een groot meer ligt. Villa Marlier staat er op de poort, met een bordje met uitleg in Duits, Engels en Hebreeuws naast de poort. Haus der Wannsee-Konferenz. Je moet op de bel drukken om naar binnen te kunnen.

Wij glipten achter twee joods geklede mensen mee naar binnen, en konden in de tuin van de villa niet zeggen wat voor impact de inhoud ervan op ons had. In minutieus detail wordt in de kamers het verhaal van de al snel verzurende relatie tussen Hitler-Duitsland en de joden uit de doeken gedaan. Een foto van een verbijsterde Leni Riefenstahl die meer dan twintig joden kapotgeschoten ziet worden, trof ons als een kogel. Maar toen de laatste kamer. Hier waren Eichmann, Heydrich en nog een heleboel andere SS'ers en Partijfunctionarissen in januari 1942 samengekomen om de Endlösung officieel op papier te krijgen en in werking te stellen. De officiële documenten liggen ter inzage in de sober aangeklede ruimte, met mooi uitzicht op de tuin en de voorbij varende bootjes.

Het aantal joden per district, de verantwoordelijkheden voor transport, op- en overslag, het inrichten van te bouwen werkkampen, de specificaties van wie in welke volgorde met welke middelen werden behandeld, zelfs richtlijnen voor het aantal calorieën per dag werden al opgesteld. Eerder al was er uitvoerig onderzoek gedaan naar welke methode van moord de efficiëntste was, nadat er duizenden geharde SS'ers volledig gek terugkwamen van de Einsatzgruppen-missies in Polen en de Oekraïne, waar ze vaak per dorpje honderden joden persoonlijk moesten afschieten en opruimen. Gastrucks waren te klein, het gebruiken van Slavische krijgsgevangenen onbetrouwbaar. Tientallen commissies gingen na de Wannsee-Konferenz aan de slag om de doodskampen te bewerkstelligen en gaskamers en ovens te ontwerpen.

Over het 'opruimen van de misdaden/lijken' hoefden de -in die zin weer meer barbaarse- Romeinen destijds niet zo na te denken; Plinius schreef al dat van het terechtstellen van enkele christenen een enorm effectieve, preventieve werking uitging. Opeens ging men heel schijnheilig weer massaal naar de erediensten van de in verval geraakte tempels. Het blijft achteraf beide vanzelf onethisch, maar ik wilde u de vergelijking niet onthouden. Dat ik dit onderwerp onbewust uitkoos voor de column van deze week, is nu ik het schrijf wel plots bijzonder ironisch. In het kader van mijn éénjaarlijkse stedentrip vertrek ik vandaag (23 mei) met de nachttrein naar Polen; zélfs heb ik (puur om kostenbesparing, maar achteraf...) voor broerlief en mezelf twee enkeltjes gekocht bij Deutsche Bahn. Niet zozeer onheilspellend als wel ironisch.

Ik zal dus helaas geen verder commentaar kunnen geven, daar ik in Warschau en/of Riga vertoef als u dit leest. Om toch met een vrolijke noot te eindigen: een bezoek aan Wannsee is bij een tripje naar Berlijn een grote aanrader. Het combineren van het toeristisch politiek correcte Wannsee-huis en het ongetwijfeld beste strand van de stad langs de Wannsee zelf is een heerlijk dagje uit voor jong en oud. superworm uit.