Hollandse coke, geweldig spul

Vaak moet ik hevig prakkizeren wat ik mijn lezeren moet voorzetten, maar deze keer niet. Deze keer is het kiezen uit overdaad. Zal ik vrolijk, of zal ik op de mopperstand? Als je een klein stukje leest over de volslagen krankzinnigheid die alom in het Haagje blijkt te heersen is de laatste optie de meest waarschijnlijke. Welk stukje, Gramps? Dat stukje over de superflinke plannen ten aanzien van de import van bruiden uit Marokko en Turkije. Keihard wordt het, onmenselijk bijna. Ouder dan 18, mag geen familie zijn, moet Nederlands kennen. We mikken blijkbaar op veel allochtone vrijgezellen. Zo kom je toch nooit aan een vrouw? Met andere woorden, het luiken van ogen wordt nu officieel stop gezet. Wie begint er met janken? Of schamen we ons nu eens echt collectief rot?
Nee, daar gaan we het nu even niet over hebben, ook niet over dat verhaal dat ik op de A30 meemaakte, dat komt nog wel. Dat zit in het vat, te spannend om te vergeten.

Nee, ik ga een boek bespreken dat ik nog niet heb gelezen. Dat kan best, want het komt volgende week pas uit, dus de criticasters kunnen lekker hun klep houden. Ze kunnen het nu eens niet beter weten dan ik. De historisch terzake zeer goed ingelichte personen daargelaten natuurlijk. Maar die zijn er toch heel weinig, dus veel heb ik niet te vrezen. Daar gaan we.
Pauw en Witteman, nota bene. Ik zag een mij onbekend  vrouwenhoofd, reden om niet meteen door te zappen. Ze bleek Conny Braam te heten en hetzelfde bouwjaar te hebben als ik. Dat is altijd een pre, maar dat zag ik later pas op Wiki. Ze had een boek geschreven en dat was blijkbaar van voldoende interessantigheid om bij P&W te worden uitgenodigd. Het bleek te gaan om een roman met een gedocumenteerde achtergrond, en die achtergrond bleek buitengewoon intrigerend. De titel van de roman is “De handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne Fabriek’’.

WAT??? Wie haalt zoiets nou in zijn of haar suffe hoofd? De regels worden hier wel erg ruim overtreden, de titel mag op zijn allerminst toch wel enigszins plausibel klinken. Klopt, de enige reden dat deze titel kan, is dat-ie helemaal blijkt te kloppen. Gramps, leg eens uit. Begin vorige eeuw was Sigmund Freud het helemaal, wat hij schreef was Holy Script. Hij schreef over de geweldige hoedanigheden van de producten van de cocaplant. Ons land haalde een cocastruik uit Bolivia en zette die op Java in de grond. Dat bleek een geweldige vondst, de cocaïne was van topkwaliteit. Nederland stichtte in Amsterdam een cocaïnefabriek, dus onder regie van onze regering. In de tijd voor de Eerste Wereldoorlog vond een Brit het verpillen van medicijnen uit, een techniek die voor dit cocaproduct ook goed toepasbaar bleek. Nederland had daarmee een fabriek van hoogwaardige drugs. Moeilijk te pruimen voor ons, maar historisch een feit niettemin. In de eeuw daarvoor waren we er al van op de hoogte dat opium een heel lucratief goedje is voor de handel, reden om daar fiks in mee te doen. In dat verband is het dus niet echt een mirakel, wel dat het in dit geval qua productie gewoon in Mokum plaatsvond.

Een afzetmarkt bleek ook voorhanden, want WW1 was uitgebarsten. Cocaïne bleek een gevoel van onoverwinnelijkheid te geven, alsmede de mogelijkheid voor officieren om soldaten tot onzinnig heldendom aan te vuren. Soldaten kregen flesjes met cocapillen door hun familie toegestuurd. Waar haalden die dat? Heel eenvoudig, gewoon bij Harrod’s. Op het etiket stond “Forced March”. Gezien de vreselijke ellende van de soldaten in de modderige loopgraven in Frankrijk en België was dit opschrift van een uiterst cynisch gehalte, maar de effectieve censuur zorgde er wel voor dat de ware toestand tot na de oorlog grotendeels onbekend bleef. Na de oorlog kregen de Geallieerden te doen met tienduizenden verslaafde ex-militairen die bijvoorbeeld in de straten van Londen drogisterijen overvielen op zoek naar hun “Forced March”. Allemaal door onze geweldige, ministerieel goedgekeurde, in ons neutrale kikkerland geproduceerde coke. Ons volkje kennende zal de winst heel behoorlijk zijn geweest.

Je zou verwachten dat na 1918 de boel rap en geruisloos werd opgedoekt. Nou nee, in 1942 werd een andere drug geproduceerd, dit keer amfetamine voor de Duitse bezetter. De schrijfster deed voor haar boek uitgebreid onderzoek, maar bij mensen die enig belang hadden gehad bij de fabricage ving ze meestal bot. Dit bleek evenwel geen probleem, want de betrokken ministeries in Den Haag hebben uitgebreide archieven, waar alle correspondentie met de fabriek terug te vinden was. De roman heeft dan ook een authentieke achtergrond, een fascinerende mag je wel zeggen. Dat wordt dus lezen, ik wil er veel meer van weten.

Nog een mal feitje? De fabriek stond op de plek in Amsterdam waar nu de Hells Angels hun verblijf hebben. Ik ben benieuwd welke politieker na lezing van dit boek een verhaal durft te houden over de Hollandse handelsgeest.

Pauw en Witteman hadden wat mij betreft een scoop, dat behoeft geen verder betoog.