De barmhartige klootzak

Dit is Tuvokki!Meteor heeft een vervelende dag. Hij noemt dit soort dagen zo omdat hij zich verveelt. In zijn eigen taal is vervelend een externe oorzaak. Het is niet hij die zich verveelt; hij wordt verveeld door een dag die niks te brengen heeft. Ook de kroeg geeft hem geen afleiding. Normaal heeft hij het niet naar zijn zin in het café, en gaat hij er alleen heen om zich te ergeren aan mensen die hij per definitie afstotelijk vindt. Een beetje een misantroop is hij wel. En daardoor voelt hij al spanning als hij alleen, in een hoekje van de bar de rest van de cafébezoekers zit te observeren. Gezelligheid wekt bij hem steevast een onaangenaam gevoel op. Helaas is het vandaag te rustig; het is vervelend.

Met een grom geeft hij de barman geld. Buiten staat Meteor in lichte tweestrijd. De grijzige motregen is de perfecte aanvulling voor zijn druilerige stemming. Maar hij heeft helemaal geen zin om naar huis te lopen. Dan dient zich de perfecte gelegenheid aan om de avond in een klein beetje spanning te laten eindigen. Een heel dronken man komt een kroeg een eindje verderop uit gewaggeld. Meteor loopt er vast heen, om maar niks te missen. De man staat mompelend bij een auto.

"Volgens mij kan je beter niet gaan rijden in deze toestand," zegt Meteor tegen de zatlap. Met een scheel oog kijkt de man hem aan.
"Neuh, maar ik moet wel naar huis." De man snapt niet wat er allemaal gebeurt, zo zat is hij.
"Als ik je nou breng, ik kan nog rijden, geef me je sleutels." Meteor is dwingend overtuigend. De man twijfelt even, maar kiest eieren voor zijn geld en geeft met de sleutels zijn adres. Hij stapt bij de passagierskant in.
Tijdens de rit voeren ze een gesprek dat bestaat uit flarden onlogische redeneringen. De man is zo dronken dat hij telkens wegvalt. Voor de zekerheid stelt Meteor zich drie keer onder een andere naam voor. Dan komen ze aan bij het huis van de man. Meteor helpt hem naar binnen, waar de man vrijwel onmiddellijk op de bank in slaap valt. Met een goeie fles whisky onder zijn arm, en de telefoon van de man in zijn zak, gaat Meteor er weer vandoor. Fluitend rijdt hij in de auto van de man naar huis. Met een grote omweg langs alle bekende flitspalen van de stad.

Niet gek ver van zijn huis ziet hij een oude man in een versleten jas langs de gevels van de straat schuifelen. Meteor stopt en doet zijn portier open.
"Hee, oude man, is het niet koud zo?"
De man komt dichterbij en schudt zijn hoofd.
"Het is niet de kou, maar de eindeloosheid van het bestaan," mompelt hij. "Iets wat de jeugd niet kan begrijpen."
Meteor biedt hem een plaats naast hem in de auto. Hij parkeert op honderd meter van zijn huis. Hij pakt de fles en biedt de man een slokje troost.
"Van de eindeloosheid weet ik nog weinig," zegt Meteor, "en van het bestaan al helemaal niks. Maar als ik eenzaamheid en verdriet zie lopen herken ik ze meteen. De tweeling die alleen de meest sympathieke dromers treft, is de last die ik bij u op de rug zie. Als ik kon zou ik u meteen helpen die last iets te verlichten."

"Ach jongen, dat is aardig van je. Het is zo dat ik mijn zonde al lang geleden heb begaan, en er nog dagelijks mee wordt bestraft. In de onrustigste van mijn jaren, net in de tijd dat ik naar de HBS ging, heb ik iets vreselijks gedaan. In die tijd probeerde ik mijn onrust te bedwingen met alcohol. Een spulletje," hij glimlachte terwijl hij knipogend de fles hief in een proost aan Meteor, "dat zowel zalvend als vernietigend kan zijn."
"Och, ik weet er alles van, oude vriend." Meteor nam de fles over en salueerde terug. "Maar wat ging er dan zo mis dat u er nog steeds onder gebukt gaat?"
"Ik heb een klasgenoot doodgeslagen tijdens een van onze nachtelijke braspartijen. Pas de volgende ochtend kwam ik er achter wat er gebeurd was. Ik heb alles van de dienstdoende agent gehoord. De rechter veroordeelde me tot een half jaar in een behandelcentrum voor hulpbehoevende zielenpieten. En als je daar hebt gezeten, ben je voor je leven besmet. Dat is de straf die God me heeft meegegeven."
"Is er dan niks dat u kunt doen om God te behagen?" Meteor geloofde niet in die onzin. Religie was voor hem een leugen om het volk te beteugelen. En daar deed hij liever niet in mee. In dit geval zou het hem een mooi handvat geven om de spannende avond af te sluiten. Dat realiseerde hij zich meteen, al moest hij nog verzinnen hoe. Meteor lachte, gelukkig was hij creatief genoeg, en hij hoefde geen God te plezieren met goede daden en hypocriet geslijm.

De man zuchtte.
"Misschien kan ik met een goede daad God weer een beetje paaien. Of als ik mijn oude moeder nog eenmaal kan zien. Zij ligt al jaren in een tehuis voor behoeftigen. Ik bel haar eens in de maand, en nu ze bijna bij haar einde is wil ze me vergeven. Al die jaren na mijn misstap heeft ze geweigerd me te zien. Maar nu komt ze daar op terug. We zijn elkaars enige familie nog."
"Waarom ga je er niet heen dan?"
"Omdat ze helemaal ver in het hoge noorden zit, en ik hier. Een arme zwerver heeft geen geld voor de trein, en na mijn opsluiting heb ik gezworen me aan de wet te houden. Zwartrijden zit er voor mij ook niet in." Er liep een traan over zijn wang.
"Dan weet ik het goed gemaakt." Resoluut pakte Meteor de fles uit de handen van de man. "Drink niet meer! En neem alstublieft mijn auto om uw moeder te bezoeken. Hier heeft u de sleutels. Als u nu gaat rijden, kunt u morgen uw moeder wakker zien worden. Wellicht heeft God dan met de dageraad een ander oog op u."

De man glunderde. Hij sprak met Meteor af dat hij de auto daags daarna weer op deze plek zou neerzetten. Meteor zei hem dat hij de auto haast nooit gebruikt en dat de man de tijd moest nemen die hij nodig had. Toen de man uitstapte om in de bestuurdersstoel te gaan zitten, veegde Meteor zo goed als hij kon de vingerafdrukken van het stuur. Toen stapte hij uit. Met een omhelzing bedankte de man Meteor. Uitgebreid werd God gevraagd deze barmhartige te loven en belonen. Meteor zwaaide de man na, die in de nacht verdween. Toen pakte hij de telefoon die hij eerder die avond ontvreemdde. Hij draaide het nummer van de politie.

"Goedenacht, ik heb net wat raars meegemaakt en wilde u dat niet onthouden." Meteor sprak beheerst en vertelde de agent van dienst het verhaal van de man met de auto. "Ik ben net benaderd door een oude zwerver met een nieuwe auto. Hij wilde hem verkopen voor een belachelijk laag bedrag. Uiteraard heb ik geweigerd. Toen is de man weggereden. Hij vertelde me dat hij richting het noorden ging, waar de mensen volgens hem minder wantrouwend waren."
De agent bedankte hem voor de aangifte en beloofde uit te kijken naar het signalement dat Meteor had doorgegeven. In combinatie met type auto, kleur en kenteken was het een makkie, volgens de agent, om de man op te pakken. Meteor beloofde dat hij de volgende dag aangifte zou komen doen. Voor de zekerheid gaf hij de naam en het adres van de zatlap.

Met een tevreden lach veegde hij ook de telefoon schoon. Met een zwaai verdween het nutteloze en besmette toestel in de gracht bij zijn huis. Die zouden ze nooit meer vinden. Thuis zette Meteor zich aan de rest van de whisky. Hij was nog nooit zo makkelijk van een gestolen auto afgekomen.