Die eikel in zijn paarse Seat Arosa

Het is kwart over vier. Ik rijd met mijn dochtertje die voor me op de fiets zit naar huis. Het regent heel zachtjes. Op Buienradar heb ik al gezien dat het rond vier uur zal gaan regenen. Dat is ook de tijd dat mijn dochtertje naar bed moet, ruim voor het moment dat ze over het algemeen vervelend wordt van moeheid. En zoals wel vaker gebeurt loopt alles een heel klein beetje anders en moet ik naar huis als mijn kindje écht tegen begint te sputteren. Eerst wil ze niet gedragen worden. Ik trek haar schoentjes aan en laat haar lopen. Dat gaat een paar meter goed, tot ze een andere kant uit wil lopen dan ik. En aangezien ik naar de fiets wil pak ik haar maar weer op. En dat is héél fout. Ze begint te krijsen, schoppen en slaan. Nou is dat redelijk normaal voor een dreumes van iets meer dan een jaar, maar fijn is het niet.

Met veel knuffelen en sussende woorden weet ik haar in het fietsstoeltje te krijgen. Ze is het er nog niet helemaal mee eens. In elk geval weet ik dat ik naar huis ga, en het lijkt wel alsof die gedachte haar rustiger maakt. Eigenlijk moet ze al lang in bed liggen. Ik ben blij dat ze niet meer krijst en worstelt. Halverwege rij ik een rotonde op, er staan twee auto's stil. Als ik weer van de rotonde af fiets trekken de auto's op en word ik gesneden door een metallic-paarse Seat Arosa. Een lullige auto. Ik rem en houd mijn fiets met kostbare vracht met moeite overeind door mijn voet aan de grond te zetten, het stuur te draaien en vervolgens met beide voeten aan de grond terug te sturen. Mijn hart bonst. Ik ben geschrokken en geprikkeld, en dat maak ik duidelijk kenbaar door de auto na te roepen.

"Heey!" Mijn stem draagt ver.
De auto stopt. Ik geef mijn dochter een aai over haar bol, ze huilt weer maar haar nieuwsgierigheid over het toch wel vreemde gedrag van papa maakt de huilkreetjes tot sputters en snotters. In de auto zit geen kippige dame van middelbare leeftijd zoals ik had verwacht maar een man van een jaar of veertig. Hij heeft lang haar en meerdere ringen in zijn oren. Zijn kleding lijkt wel aangepast op de kleur van zijn auto. Paars voert de boventoon. In de auto zie ik tierelantijnen, rommel en voor mijn smaak veel te veel kleur. Ik roep tegen het dichte raam.
"Je snijdt me van de weg af!"

Het raampje gaat open en de man buigt zich over de stoel van de bijrijder.
"Ik had je niet gezien."
"Dat merkte ik," bijt ik hem toe, "kijk dan ook uit!"

Geen 'sorry' of ander soort verontschuldiging. Het is toch vreemd dat je iemand bijna van het fietspad af rijdt en dan alleen maar verklaart dat je die persoon niet gezien hebt? Het maakt me boos.

"Jah," de man schudt licht zijn hoofd, "ik zag je gewoon niet, daar kan ik toch niks aan doen?"
Dit soort redenering maakt me nog bozer. Alsof het een goede reden om iemand aan te rijden. Iemand niet zien is toch echt een fout van de automobilist, en niet van de fietser. Daarbij heb ik nog steeds geen enkele soort verontschuldiging gehoord. Ik ben redelijk over de flos nu. Mijn dochter kijkt naar mij, en dan de auto in. Ze is gestopt met huilen en sputteren. De kleine onderzoeker in haar komt naar boven. 'Zo is ie anders nooit,' lijkt ze te denken. Haar knalblauwe ogen staan helder en kijken de situatie aan.

"Je moet gewoon uit je doppen kijken. Ik rij over de rode fietsstrook en jij snijdt me af. Als je gewoon even kijkt waar je rijdt is er niks aan de hand!" Mijn stem is meer dan snibbig, enigszins verheven en doorspekt van emotie. Ik word niet graag van mijn fiets gereden en ik breng niet met plezier het welzijn van mijn dochter in gevaar. Dat is te horen aan mijn intonatie.
"Nou een ander toontje kan ook wel," zegt de man. Hij is duidelijk niet op zijn gemak.
"Vind je? Ik word zowat aangereden, dan ben ik niet rustig!"
"Maar ik heb je niet gezien, hoe kan ik dan weten waar je fietst?"
"Dat is het probleem juist, mafketel!" Dit roep ik de auto in. Hoe krijg je het voor mekaar om de schuld buiten jezelf te leggen als je in de auto zit, over een fietsstrook rijdt en een fietser bijna van de stoep kukelt? Mijn verbale agressie is voor de man reden om zijn raampje dicht te draaien en verder te rijden.

Ik neem een diepe teug regenachtige lucht en ben weer kalm. Alles is goed met mijn dochter en mezelf. Ik schrok en heb even stoom afgeblazen. Mijn dreumes voorop krijgt een knuffel en we rijden weer. Haar huilen is gestopt en de moeheid is weer terug. De opwinding van net is verdwenen en haar ogen staan weer op slaapstand. Thuisgekomen leg ik haar meteen in bed. Met haar rammelkonijn in de hand krijg ik een dikke knuffel voor ze plat gaat.