Het Rochelende Rokertje

Ik zie, ik zie. Ik zie een wereld. Een wereld waarin Ab Klink zijn gelijk heeft gekregen. Een wereld waarin de Hartstichting een groot, staatsmanipulatief orgaan is geworden. Waarin StiVoRo de nieuwe GeStaPo is. Waarin rokers als joden behandeld worden. Het is de wereld, die er met dit (s)linkse kabinet eraan zit te komen. Stapje bij beetje gaan we van een anti-rook-maatschappij naar een rook-haat-maatschappij. We tolereren roken niet langer, we gaan het verachten, en binnenkort zullen we over barricades en politiekordons heen marcheren, demonstrerend om de doodstraf voor rokers.

Gelukkig is het nog niet zo ver, en zal het waarschijnlijk wel nooit zo ver komen. Wel zie ik binnen enkele jaren een visioen over het uitgaansleven. Zoals we wel weten is er een algeheel rookverbod in alle cafés, restaurants en snackbars vanaf 2008, 1 juli om precies te zijn, in werking. Dit zal leiden tot het naar de zwoele buitenlucht gesleurd worden van rokers, die er dan weer voor zorgen dat er meer mensen uit de rij naar binnen mogen, waardoor sowieso drukke kroegen of discotheken allemaal rond een uur of twaalf een anti-rook-publiek hebben; overtreding in een café komt de kroegbaas duur te staan.

Het verbod zal klanten wegjagen. De cafés zullen eerst proberen deze klanten terug te krijgen, maar dat zal ze niet lukken. Niet gemakkelijk. Er moet een nieuw, niegelnagelneu concept komen in de binnensteden van ons land om weer overvolle kroegen te krijgen. Rookkroegen. Nu Ab Klink, naast zijn al zeer wijze rookverbod, ook nog eens een hoogst intelligent regeltje heeft verzonnen, zijnde: "Personeel van een kroeg/café/discotheek/noem-maar-op móét onder elk beding een rookvrije omgeving hebben." Dat het meeste uitbaatpersoneel zelf ook rookt, blijkt niet zoveel uit te maken. Ze moeten een rookvrije omgeving hebben om de longen te sparen, laten we maar zeggen.

En die krijgen ze, in het nieuwe concept. Oh, ja joh? Ja. Heb ik namelijk zojuist bedacht. Ik heb een visioen van een café. Het heeft haar olijk bedachte naam in neonletters boven de deur. De ramen zijn beschilderd, om één of ander feest aan te kondigen. Rijen meisjes van begin twintig staan in veel te frappante kleding buiten te wachten om naar binnen te mogen, af en toe vergezeld door een sinister kijkende jongeman. Het is precies zo'n uitgaanskroeg zoals we er nu al zo veel van kennen. Het rookverbod heeft rokers de huiskamers in gedreven op weekendavonden, de studenten blowen binnen op donderdag, en de niet-rokers ademen verse Brise-one-touch in in elke drankgelegenheid die hun dorp of stad biedt.

Zodra je binnenstapt merk je het verschil. Het staat hier blauw van de rook. "Ja, huh?" Zul je denken, geloof me. "Maar Ab Klink zei toch iets over een wet, met overtredingen, boetes, represailles... hoe kan dit al gebeuren?" Je zult versteld staan van de rokende meisjes met korte rokjes en laag uitgesneden topjes, je zult je verbazen over de snelle jongens met wiet, je zult achterover slaan van versteldheid als je de snelle muziek de muffe rooklucht voelt doen trillen. Hoe een café, zo immens als dit voorbeeld, met meerdere zalen voor meerdere genres mensen, geen boete krijgt voor een zulks. Hoe deze gelegenheid zeker in no-time opgedoekt zal worden, haar eigenaars gevangenstraft.

Mochten de werknemers niet in een rookvrije omgeving werken? Wat was dit voor kul! Nu kregen ze allemaal kanker, behalve dat ze zelf ook al rookten! Een blamage! Maar dan zie je het. Je wilt net hoogst verontwaardigd een biertje bestellen, hoestend en proestend, en je beklagen over dit schamele excuus voor een drank-utilitair emplacement, als je een van zo'n kankerstokjes rokend monster vraagt waar of je een biertje kunt halen. Aan zijn verderfelijke stokje lurkend zou hij zeggen: “Je moet het zelf tappen. Twee euro voor een halve liter, jewaids.” Nog stil walgend van de roker en zijn stinkende adem zul je je verbazen over de innovativiteit.

De drie personeelsleden die de bewaking hielden over de biertapmachines, met gleuf en al, de vijfhonderd bezoekers en de berookte walm van wat men ooit lucht noemde, waren gekleed, mannerzijds, in een gewone spijkerbroek, trui (zoals alleen beveiligingsmensen in kroegen van die belachelijke veel te benauwde donkerblauwe BeveiligingsBedrijfTruien dragen), én een aanhangsel; de vrouw gekleed zijnde in een sexy, strak zittend latex pakje en een evenzo vreemd en pikzwart aanhangsel. Het aanhangsel is in feite een gasmasker. Zij hebben een volledig rookvrije werkomgeving, omdat in hun contract staat ondertekend dat zij het niet erg vinden hun adem te verkrijgen door middel van een gasmasker en zuurstoffles. (Clausule: of zij deze aansluiten, is daarbij hun eigen veiligheid.)

De kroeg loopt geweldig. Het Rochelende Rokertje, zoals ze heet, is in drie maanden uitgegroeid tot het grootste en populairste emplacement van de hele stad en steek. Je kunt er roken op eigen veiligheid. Om binnen te komen word je slechts lid, gratis, en onderteken je een lidmaatschapsverklaring waarin staat opgetekend dat je je eigen gezondheid zult waarborgen. Het is leuk drinken, muziek luisteren, sjansen, dansen, springen, roken. Vooral veel roken. En blowen, in hoekjes. En mooie meisjes versieren. Of naar de lelijke luisteren om een makkelijk nachtje te hebben. Net zoals vroeger, allemaal. Zitten op de barkruk met een biertje én een sigaret. Weergaloos. Zul je dan wellicht wel denken. Vroegâh. Toen roken nog mocht in cafés.