De Heer op straat

BazboSoms sta ik verbaasd van mijzelf. Van de week had ik het nog.
Ik had niet veel tijd, slechts een uurtje, om een nieuwe staafmixer te kopen. Tja, we hadden een nieuwe nodig, want de oude verspreidde ineens een nogal penetrante doorbrandgeur. Maar daarover een andere keer meer.
Ik liep door de Hoofdstraat van Apeldoorn en was onderweg naar de witgoedwinkel. Mijn snelwandeling werd onderbroken door een tweetal tof uitziende jongemannen.

"Mogen wij u iets vragen?" vroeg de kleinste van de twee. Hij droeg een spijkerbroek, een wit T-shirt en een vaal spijkerjack. Zijn haar was kort en zat achterovergekamd. In zijn gezicht prijkten een kromme neus en een snor. De andere jongeman was wat groter en beduidend dikker. Hij droeg een bril met eveneens dikke glazen en zei helemaal niets. Hij bleef wat achter de kleine staan, alsof hij zich achter hem wilde verbergen.
"Vragen mag altijd," zei ik terwijl ik mijn pas inhield, "maar het ligt aan de vraag of u ook daadwerkelijk antwoord krijgt."
"Wij spreken de mensen aan," sprak de kleinste van de twee mij aan, "en dan willen we graag praten over God en Jezus en wat zij in het leven van mensen kunnen betekenen. Kent u God?"
Ik begon een klein beetje aambeien te krijgen en sprak nogal kriegel: "Ligt er aan welke God u bedoelt."
"Hoe ziet God er volgens jou uit?" deed de kleine ineens amicaal. Ik houd er eigenlijk niet van als ik door wildvreemden word getutoyeerd.
"Nou, dat weet ik niet. Ik heb geen god die er uitziet als een mens. Ik geloof in ieder geval niet in een man met een witte baard die daarboven ergens rondspookt."
"Hoe ziet Hij er dan wel uit?" vroeg het ukkie ineens, op de manier van een schoolmeester die een proefwerk geeft.
"Hij ziet nergens naar uit, want hij is er niet," zei ik droogjes.
"Geloof jij in God?" was de volgende vraag.
"Ik geloof het niet," zei ik, grappig bedoeld. "Sterker nog: ik weet het wel zeker."
"Dat God niet bestaat?"
"Dat ik er niet in geloof."
"O. Maar Hij heeft ons toch bewijzen gegeven?"
"Bewijzen? Welke bedoel je dan?"
"In de Bijbel staat zwart op wit dat God er voor de mensen is en dat Hij de mens de keuzemogelijkheid heeft gegeven: of je volgt Mij, of niet."
"Het is maar of je vertrouwen hebt in alles wat geschreven is," zei ik.
"Maar het bewijs is er."
"Voor mij kun je dat bewijs veel meer vinden in de zaken om ons heen: de wonderen der natuur, de wetten van de fysica, de mens en al zijn eigenschappen, ..." deed ik ineens zweverig. Eens kijken wat ze hier mee zouden doen.
"Dat zie je verkeerd. God heeft zijn bewijzen gestuurd. Weet jij welke bewijzen?"
Ik wachtte even en zei: "Verras me eens." Maar dat kon hij niet.
"Zijn Zoon en het Boek waarin alles opgetekend staat," klonk zijn Alwetende toontje. "Er staat ook dat we ons aan het eind van ons leven zullen moeten verantwoorden voor hetgeen we in ons leven hebben gedaan."
"Ja? En?"
"Weet jij wat er na jouw leven gebeurt?"
"Ja. De wereld draait gewoon verder zonder mij."
"En wat gebeurt er met jou?"
"Dat lijkt me voor de voortgang van deze wereld niet zo belangrijk. Ik verdwijn in een urn. Althans, dat wat er van mij over is."
"En jij denkt niet dat we verantwoording moeten afleggen voor datgene wat we hier op aarde hebben gedaan?"
"Weet ik veel. En al was het zo, dan ben ik daar niet bang voor."
"Waarom niet?"
"Omdat ik het idee heb dat ik het hier op aarde nog niet zo slecht doe. Ik doe mijn best om iets te betekenen voor een paar mensen om mij heen." En ik dacht aan een een hele rij mensen die momenteel erg belangrijk waren.
"Maar God heeft ons aan het begin van ons leven de keus gesteld: 'Je kunt Mij volgen en dan bereik je het Eeuwige Leven, of je volgt Mij niet maar dan zijn de consequenties voor jou.'"
"En wat zijn die consequenties dan?" vroeg ik hem ineens op zijn eigen schoolmeesterstoontje.
"De consequentie is dat je dan je ondergang tegemoet gaat."
"Ga ik dan naar de hel?"
"Ja. Dat zegt de Bijbel."
"Weet je wat het met gasten als jullie is?" nam ik nu ineens dit gesprek volledig over. "Jullie god deugt voor geen enkele meter. Eerst zegt hij dat hij je de keuzemogelijkheid geeft. Als je hem volgt, is er niets aan de hand. Maar als je hem niet volgt, dan moet je het zelf maar weten, maar dan ben je verdoemd en ga je naar de hel. Noem je dat een keuze? Die klotengod van jou heeft mooi lullen. Hier is geen sprake van een wérkelijke keuze die je maakt in vrijheid; dit is gewoon een vorm van regelrechte dwang. En als ik in jouw geloof tot iets word gedwongen, dan wens ik daar niets mee te maken te hebben en is dit gesprek nu afgelopen."
"O?" was de onthutste reactie. Hij stotterde. "O. Eh … mag ik u een folder aanbieden?"
"Ja, dat mag," antwoordde ik kortaf.
"Hier. Alstublieft," zei hij, terwijl hij een dubbelgevouwen A4'tje vanuit zijn binnenzak tevoorschijn haalde.
"Nee, dank je wel," was mijn antwoord. "Ik zei dat je mij een folder mocht aanbieden. Ik zei niet dat ik die folder ook zou accepteren."

De twee waren verbouwereerd. Ik draaide me van ze weg en wilde verder lopen. Maar dat lukte niet. Ik botste tegen een andere jongeman aan. In zijn hand had hij een mapje met kaarten. Op de kaarten stonden foto's van schattige witte zeehondenjongen.
Kijk, dit zijn nu van die momenten dat ik zinloos geweld volledig begrijp. Dat ik een wildvreemde voorbijganger graag eens verschrikkelijk hard op zijn bek wil timmeren. In dit geval was de voorbijganger dichtbij genoeg om hem eens flink te raken. Maar ik had haast. Ik moest nog even een nieuwe staafmixer kopen, want mijn oude verspreidde een penetrante doorbrandgeur.
En dus negeerde ik mijn oergevoel en spoedde ik mij de Hoofdstraat verder door in de richting van de witgoedwinkel.


Apeldoorn, april 2007