Ik pik het niet!

In deze column wil ik het hebben over Willem. Ik ken hem van de deeltijdbehandeling die ik heb gevolgd in een psychiatrisch centrum. Een van therapieën die ik volg houdt in dat ik elke woensdagmiddag samen met andere patiënten ga werken in tuinen van particulieren die zich daarvoor hebben aangemeld. In die 'tuinklussengroep' leerde ik Willem kennen, een man van midden vijftig die zijn sporen als bouwvakker had verdiend. Sinds enige tijd kon hij echter op zijn werk en ook thuis niet meer functioneren. Hij had te kampen met wat men dacht een psychiatrische stoornis, namelijk zware depressiviteit, samen met concentratie- en geheugenproblemen en soms ontregeld gedrag, al met al reden genoeg om te worden opgenomen in de kliniek.

Willem stelde me in die groep meteen op mijn gemak, hij handelde zonder aanzien des persoons en had een volstrekt eigen inbreng en vooral een aanstekelijk gevoel voor humor, die iedere spanning ontlaadde, en het werken in de tuin heel plezierig maakte. Daarnaast wist hij bij verschillende klussen sturing te geven, dankzij zijn ruime ervaring als bouwvakker was geen enkele klus hem te ingewikkeld, en wat hij aan kracht miste wist hij ruimschoots te compenseren met slimheid.

Zoals het gaat als je samen bezig bent, vertel je terloops heel wat over jezelf en leer je elkaar goed kennen, en zo verging me dat ook bij hem. Willem hoefde ik nooit een uitgebreide verklaring te geven van de oorzaken van mijn problemen, hij begreep me al heel snel nadat ik hem een grove schets van mijn leven had gegeven. Wat me vooral plezier deed was samen met hem bomen te zagen, in de wintermaanden. Samen waren we een perfect team, en wat we elkaar niet in woorden konden zeggen, zeiden we met gebaren en door elkaar te helpen bij het werk in de tuin.

Uit nader onderzoek bleek na enige maanden dat Willem niet te kampen had met een psychische aandoening zoals depressie, maar leed aan een vrij zeldzame vorm van dementie, de ziekte van Pick. Bij mensen die aan die ziekte lijden is in het voorste deel van de hersenen sprake van een ernstig verval van de zenuwcellen. De prognose is slecht, de meeste patiënten overlijden binnen 5-7 jaar nadat de diagnose is gesteld. Omdat deze ziekte niet goed behandelbaar is met medicijnen of (gedrags)therapieën, moest Willem worden overgeplaatst van de psychiatrische kliniek naar een verpleeghuis, 25 kilometer verderop. Triest, want hij was niet alleen in de tuinklussengroep een waardevolle kracht, hij was ook een tijd vrijwillig assistent van de technische beheerder van het complex rondom de inrichting, want Willem heeft zoveel praktisch inzicht dat hij van alle markten thuis is.

Willem was een soort mentor voor me, een boegbeeld waarachter ik me kon voegen. Nu hij dat niet meer is, voel ik me veel sneller weer alleen als ik iets doe met de tuingroep. De stemming waarin ik verkeer wordt niet zo goed gelezen door anderen als door Willem. Hij zou het begrijpen als ik in een vlaag van woede in opstand zou komen tegen de maatschappij en afgeven zou op de mensen die de boel verstieren. Hij zou het begrijpen als ik ineens in gevloek zou uitbarsten omdat het me niet lukt de plaats in de samenleving te verwerven die ik verdien. Maar des te meer waardeert hij het dat ik dat niet doe en blijf proberen iets van mijn leven te maken. Net als Willem zelf overigens, hij zou de laatste zijn anderen verwijten te maken voor hoe hij zich voelt.

Afgelopen week heb ik Willem bezocht in het verpleeghuis waar hij nu verblijft. Hij stond al klaar bij de ingang, blij me te zien. Wat ik aantrof in het verpleeghuis was verschrikkelijk en stond ver af van de omgeving die ik Willem toewens, een omgeving die hem prikkelt en aanspreekt op de capaciteiten die hij nog heeft. Nu nog wel. Maar voor hoelang nog? Hij mag nu niet eens zonder begeleiding naar buiten gaan, een chip in zijn schoenen verhindert dat. Alsof hij tbs heeft of een gevaarlijke crimineel is. Voor een rokertje moet hij toestemming vragen, hij mag het wel op zijn kamer doen, maar een aansteker heeft hij niet. Verboden. Overdag worden er wel activiteiten georganiseerd, maar duidelijk toegesneden op bejaarden van 80 jaar of ouder.

Willem is nog veel te jong en heeft nog zo'n vitaliteit dat hij hier niet thuishoort. Willem moet weer terug naar waar hij was, hij heeft die activiteiten op het centrum nodig om de jaren die hij nog leven kan enige zin te geven. Zoals altijd draait het om geld; er is geen geld om Willem elke dag met een taxi te vervoeren naar het terrein van de inrichting om daar het werk te doen dat hij een jaar lang met plezier voor hem en voor anderen heeft gedaan. En regels zijn regels. Willem heeft een ziekte die niet behandeld kan worden in een psychiatrisch centrum. Punt uit. Wetten zijn wetten, al worden mensen eraan opgeofferd.

Het akelige is dat Willem alles goed vindt, en vol lof is over het verpleeghuis waar hij nu woont. Het is er netjes en het personeel doet z'n uiterste best om iedereen voldoende zorg en aandacht te geven. Maar die gedweeë gelatenheid is typerend voor de ziekte van Pick. Dat een zo vitale en ingoede man als Willem zijn laatste jaren zo moet slijten, in een omgeving vol kommer en kwel en zonder enige uitdaging of afwisseling voor hem, snijdt door mijn ziel. Gelukkig ben ik niet de enige die er zo over denkt en is er goede hoop dat Willem weer mee gaat doen met de tuinklus, desnoods halen we hem elke woensdagmiddag zelf op. Maar dat laat onverlet dat er meer mensen zijn zoals Willem die tussen wal en schip vallen, en ook zij verdienen het, actief te kunnen blijven zolang het kan. Dat is een kwestie van menselijke beschaving. Dat Willem vroegtijdig en onnodig verkommert pik ik niet!

Voor informatie over de ziekte van Pick, http://www.pick.nl
Uit privacyoverwegingen is de naam van Willem een fictieve.