Column: De blouseblues

Afgelopen zaterdag was ik weer aan de beurt. Ik had mezelf ertoe gezet mij in de overvolle stad te begeven, om weer eens wat kleding erbij te kopen. Dat is al een drempel voor mij, tussen al dat voetje verschuivend volk te lopen, dat zich voorgenomen heeft zich de hele zaterdag al slenterend te vervelen in een winkelstraat, met uiteraard wel de verplichte snack in de hand, want je moet er natuurlijk wel wat bij te vreten hebben. Als je de juiste slalomtoer gekozen hebt, maak je kans een winkel ook echt binnen te kunnen komen. Gelukkig wist ik al een beetje bij welke zaken ik in ieder geval even langs wilde gaan. Ik stevende af op de eerste kandidaat die op mijn route ligt. De zaak heeft stilistische paspoppen, een strak metaalachtig interieur, uniforme kleding voor het personeel en zulke harde muziek dat de eerste verkoopster gelukkig niet eens tot me doordrong toen ze vroeg: "Kan ik u ergens mee helpen?"

"Nee hoor, ik spiek gewoon een beetje rond," is mijn, tot dan toe nog, aardige antwoord. Ik liep de rekken langs en zag rijen met confectie eenheidsworst. Goh, wat origineel een shirt met een lichtelijk versleten cijfer 4 erop geprint. Nee, dit kon nog wel eens een lange dag worden. Ook het grote aantal kreukelshirts kon mij niet enthousiast maken en de strakke truien met grove banen liet ik al helemaal links liggen. "Kunt u het vinden?" Ik keek om en zag de volgende overgemotiveerde verkoopster, die mij wel wilde begeleiden in het winkelen. Weer bedankte ik vriendelijk voor het aanbod en gaf aan liever zelf op zoektocht te gaan. Als ik dan eenmaal bij de spijkerboeken ben aangekomen en een derde kledingleidster me vraagt of ze mij kan helpen ben ik het al beu. "Nee, ik kijk nog even verder," zeg ik en loop de winkel weer uit om mij vervolgens weer aan te sluiten in de file van etalagegluurders.

Grote borden die een uitverkoop aankondigen bedekken de hele voorkant van het volgende ketenbedrijf. Ik kan mij niet herinneren dat er een dag is geweest dat er geen bord met "SALE" hing, maar deze overweldigende reclame was kennelijk voor de uitverkoop der uitverkopen. Eenmaal binnen zag ik groepen mensen die truien voor zich hielden om deze vervolgens in een hoopje terug te gooien. Waarop de verkoopsters meteen de vingervlugge opvouwtechniek, die zij meester zijn, gebruikten om de schade weer te herstellen. Ik keek tussen de mensen door naar de rekken en pakte een shirt in twee maten en later nog een broek. Ik schuifelde naar de kleedhokjes en een vouwende medewerkster stelde de inmiddels bekende vraag van hulpvaardigheid. Ik hield mijn uitgekozen artikelen omhoog en zei dat het al lukte.

Na het wachten op een vrij hokje, merkte ik dat de broek voor geen meter zat, maar het shirt was in één keer goed, de ander hoefde ik niet eens meer te passen. Tevreden liep ik met mijn aankoop bij de kassa weg.

Na nog drie zaken te zijn afgelopen, kwam ik bij mijn laatste hoop om nog te slagen voor een broek. Ik liep naar binnen en zag dat ze gelukkig wel een enorm groot assortiment in spijkerbroeken hadden. Argwanend keek ik naar de twee verkoopsters die mij begroetten. Tot mijn grote geruststelling merkte ik echter dat de meiden gewoon doorgingen met hun eigen zaken en ik kon in alle vrijheid rondsnuffelen in de rekken. Vijf modellen oogden wel goed en ik nam een stapel mee richting kleedhok. De eerste knelde voor sluiting al zo erg mijn scrotum af, dat die en eenzelfde in een andere kleur meteen afvielen. De volgende gleed om mijn kont, alsof ik model heb gestaan voor de productie van deze broek. Dit was de voltreffer die de inkoopdag compleet maakte. Ik liep het hokje uit om de broek in beter licht te bekijken en ik merkte bij die eerste stappen dat er geen twijfel meer mogelijk kon zijn. Die laatste hoefde ik niet eens meer te passen.

"Hij staat je goed hoor," zei de toegeslopen verkoopster, en op dat moment maakte ik mijn grootste fout. In plaats van me meteen om te kleden en af te rekenen ging ik openlijk twijfelen of ik die andere broek toch ook nog zou proberen. "Oh ja, die moet je ook even passen, ze hebben ongeveer dezelfde pasvorm." Toegegeven, hij paste bijna even goed als die andere. Nadat ik het gordijntje had opengetrokken zag ik hoe de verkoopval langzaam in gang was gezet. Ze stond klaar met twee andere modellen en een andere kleurversie van degene die ik bekeek in de spiegel. Tevens had ze twee overhemden gedrapeerd over een stoel. "O, maar deze staat ook heel goed hoor," zei ze iets te blij, "Ik denk dat deze twee jou ook goed zullen staan" en ze overhandigde mij haar zelfgemaakte keuzes, vreemd genoeg van hun eigen merk. "Dankjewel," probeerde ik even vrolijk terug te acteren, "maar ik denk dat ik deze nog in het bruin probeer en daar laat ik het bij voor vandaag." Bij het wisselen van broek bedacht ik me dat mijn eerste geslaagde keuze eigenlijk wel goed genoeg was. Erg enthousiast was ik ook niet over die andere of het bruine alternatief. Ik trok dus mijn eigen kleding weer aan en legde de bruine broek opgevouwen terug. Met een verslagen blik vroeg de verkoopster of de broek niet goed was. "Ik hou het hierbij vandaag," zei ik, wijzend op mijn eerste keuze.

We liepen naar de kassa en aldaar begon ze met het opvouwen van de broek. Tot ze met een opgewekte blik in haar ogen, alsof ze net een wereldontdekking deed, opkeek en ineens weg huppelde achter de kassa vandaan. Verbaasd keek ik haar na. Ze liep even springerig terug naar de kassa met een shirt waarvan de strepen langzaam vervagen. Stilstaand voor me huppelde ze nog steeds een beetje en zei: "Deze moet je erbij doen! Ze passen echt bij elkaar. Zou echt vet cool staan." Ik keek haar scheef aan, en antwoordde, hoofdschuddend: "Nee, dankje!"

Mijn portemonnee had ik al open in mijn hand tot ze zei, na de eerste aanslagen op de kassa: "Probeer dat ene shirt nou gewoon eens, dat moet je er gewoon bij hebben. Ik kan het niet uitstaan dat je het niet hebt gezien bij elkaar, want dan denk je er meteen anders over." "Zullen we gewoon afrekenen?" verzuchtte ik. Ze vouwde het shirt op, vreemd genoeg in een ongekend traag tempo voor een kledingzaakmedewerkster en legde het op een plank. Ik stond nog altijd met mijn geld in plaats van mijn broek in mijn hand. "Ze horen gewoon bij elkaar," zei ze zacht, volgens mij tegen zichzelf, en streek overdreven nog een laatste keer met haar hand over het rotshirt. "Laat ik ze dan maar niet van elkaar scheiden," zei ik nog net voor ik geïrriteerd wegliep. Ik dacht er goed aan te hebben gedaan om af te haken, maar eenmaal op de terugweg stond ik er pas bij stil: "Shit, nou moet ik binnenkort weer die winkelhel door."