Herfst in mijn hoofd


Het was druk in de ontvangstruimte. Verschillende grijze hoofden keken me bij binnenkomst aan. "Ken ik hem?", zag ik ze zich afvragen. Sneller dan men kon denken liep ik door. Voorbij aan de receptie, waar mijn gezicht wel direct werd herkend gevolgd door een vriendelijke groet. Met mijn nog jonge benen liep ik voorbij de liften en nam de trap richting de zesde etage.

U deed open en was verrast. "Had ik mijn komst moeten aankondigen?", vroeg ik me nog af. Maar die aankondiging was u dan toch weer vergeten. Ik zag dat u uw best deed om de naam bij het gezicht te zoeken. Zonder succes. "Beste jongen, wat leuk!", riep u veilig ter verwelkoming. Maar eigenlijk was die begroeting zelfs nog beter dan het gebruik van mijn naam. 'Beste jongen', zo noemde u mij altijd al. En ik zeg al vanaf kleinsaf aan 'oma' tegen u en moet net zo diep nadenken over uw voornaam.

"Zal ik thee voor ons maken?", stelde ik voor nadat ik twee glazen die voor de helft waren gevuld met koud geworden thee had omgespoeld. Zonder uw instemming had ik de waterkoker al aangezet. Thee met kaneelkaakjes, zoals altijd. Ik trok een zakje met theeblaadjes door het kokende water en gooide het zakje daarna weg, ook al kon ik er volgens u nog gemakkelijk twee kopjes mee trekken.

"Het wordt weer zomer, oma", zei ik terwijl we vanachter gesloten ramen naar de reflectie van de zon in de plas keken. "Het is herfst", sprak u me zo stellig tegen dat tegenspraak eigenlijk onbegonnen werk was. "Herfst?", zei ik desondanks toch met een lichte twijfel. "Ja, beste jongen. De kalender hangt hier dan wel op mei maar het is herfst in mijn hoofd", waren uw wijze woorden waaruit bleek dat aan uw tijdsbesef toch niet zoveel mankeert. "Buiten is het volop lente. Alles komt weer tot leven, alles is er kalm en rustig. Maar het is herfst in mijn hoofd. De storm die woedt tussen mijn oren, heeft mij van mijn dierbare herinneringen beroofd. Zoveel moois raakt verloren".

Oud worden eist zijn tol. Rimpels in het gezicht als de bast van een oude eik. Een oude eik die voorheen nog bladeren had. Herinneringen vallen als blaadjes totdat alle takken leeg zijn. Bij het tweede kopje thee - getrokken met een nieuw zakje - vervolgde u uw prachtige beschrijving van wat oud worden betekent. "Beste jongen, hoeveel water of thee je me ook geeft, ik zal niet meer bloeien", sprak de oude eik somber.

"Ik houd juist van de herfst", vertelde ik en dacht terug aan de herfstvakanties met oma. Een huisje in Drenthe, in het bos. Of de zon zich nu liet zien of niet, deed er niets toe. Regen en storm konden de pret niet drukken. Onbezorgd rennen door het bos, door de dorre of natgeregende bladeren. Op zoek naar beukennootjes, kastanjes en eikels. Uw bladeren mogen dan wel bijna allemaal gevallen zijn, maar gevallen blaadjes zijn niet zomaar verdwenen. Die blijven trouw aan uw voeten liggen. Buiten het bereik van uw takken weliswaar, maar voor mij liggen ze voor het grijpen. Net als vroeger rennen door het bos, een bos bezaaid met uw herinneringen.

Opgewekt nemen we uiteindelijk afscheid. "Kom je snel weer door mijn gevallen blaadjes rennen, Sander?", vroeg u me. "Tuurlijk oma!", antwoordde ik. En pas zes etages later realiseerde ik me dat u me bij mijn naam had genoemd.