'Vogelaar verplaatst problemen met wijkenaanpak'

Het plan waarmee minister voor Wonen, Wijken en Integratie Ella Vogelaar (PvdA) de probleemwijken wil aanpakken, heeft te weinig oog voor wijken buiten de veertig geselecteerde wijken. Als maar een klein aantal probleemwijken aandacht krijgt, worden de problemen enkel verplaatst. Dat stellen onderzoekers in het rapport 'Na de sloop' van de Universiteit Utrecht, dat werd geschreven in opdracht van het Nicis Institute voor de studie van stedelijke problematiek.

De onderzoekers spreken van een waterbedeffect. Door in een geselecteerde wijk goedkope huurwoningen te slopen, kan de bevolkingssamenstelling van de buurt veranderen, wat ook vaak het doel van het slopen is. Het gevolg is dat de verdreven bewoners zich in een andere buurt vestigen en de problemen zich verplaatsen.

Volgens wetenschappelijk directeur van het Nicis Institute Wim Hafkamp is de kans op dergelijke waterbedeffecten levensgroot als slechts een relatief klein aantal van veertig wijken aandacht krijgt. "Er is reden tot zorg. We moeten van veertig wijken naar veertig steden."

De onderzoekers keken naar waterbedeffecten in Den Haag, Utrecht en Leiden in de periode 2005 tot dit jaar. Vooral laagopgeleiden kwamen bij verhuizing na de sloop van hun huurwoningen in arme wijken terecht, staat in het rapport. Verder verhuisden allochtonen vaker dan autochtonen naar wijken met een hoger percentage allochtonen.

Nederland telt volgens Hafkamp bijna tweehonderd wijken die nodig op de schop moeten. Het nieuwe stedenbeleid zou naar zijn mening moeten bestaan uit een wijkenfonds met daarin voldoende middelen om al die wijken aan te pakken. Niet alleen het rijk moet volgens hem investeren, maar ook de steden zelf, evenals maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.