Om te kotsen!

Mag je geheimen hebben voor je partner? Ik zeg: ja! De afgelopen weken had ik zelfs heel veel geheimen voor mijn lieve man. Hij had geen idee. En dat moest ook niet. Een idee hebben, want dan was de verrassing eraf. Hij had wel door dat er een en ander gaande was en dat ik wel erg geheimzinnig liep te doen, maar dat maakte mijn voorpret alleen maar groter.

Zo gingen we afgelopen zaterdag naar de bouwmarkt om wat bouwmaterialen te halen, want die verkopen ze daar. Op de terugweg bleef ik halverwege staan. “Loop jij maar door, ik moet nog wat doen,” zei ik tegen mijn lief. “Wat dan?” vroeg hij meteen nieuwsgierig. Kijk. Dat is dan weer zo jammer. Die nieuwsgierigheid. Ik moest dus streng worden. “Dat gaat jou niets aan,” sprak ik streng. “Doe nou maar gewoon wat ik zeg.” Hij deed gewoon wat ik had gezegd, en daar houd ik ook van. Een gehoorzame partner. Als ik zeg: ‘Spring!”, dan verwacht ik van hem, dat hij vraagt: “Hoe hoog?” Mijn man liep dus braaf door, maar keek nog wel een paar keer om. Daar zou ik hem later thuis nog wel op aanspreken.

Toen hij uit het zicht verdwenen was, liep ik snel de feestwinkel binnen. Wat een feest, zo’n winkel! Daar kan ik uren in doorbrengen. Verkleedkleren, nepdrollen, maskers en pruiken. Maar daar kwam ik niet voor. Ik kocht slingers, vlaggetjes en opblaasbare letters en cijfers. De letters van de naam van mijn man en de leeftijd die hij na het weekend hoopte te bereiken. (Dat is overigens gelukt, maar nu loop ik op de zaken vooruit.) Ook stelde ik een slinger samen met een felicitatieboodschap voor mijn schat, ook weer met zijn naam daarin verwerkt. Super creatief was ik bezig.

Ik had al wat mooie cadeaus in huis. Ook had ik het plan om een appeltaart te bakken, want daar houdt mijn man zo van. Vooral van mijn appeltaart. Die is het lekkerste van de hele wereld. Zegt hij. Is ook zo, trouwens. Ik wel de rozijnen altijd in Amaretto, en ook verwerk ik amandelspijs in mijn taart. Staat niet in het recept, maar ik doe het lekker toch. 

Afgelopen maandagavond stuurde ik mijn man vroeg naar bed. Hij snapte natuurlijk wel dat het met zijn verjaardag te maken moest hebben, want de volgende dag zou dit festijn plaatsvinden. Zei ik ‘festijn’? Nee! Dat zou het helemaal niet worden. We zouden er niets aan doen en in de zomer ons beider verjaardagen vieren. Dat was nou juist het leuke aan al die geheimen die ik bij me droeg. Hij wist niet, dat ik dinsdag een snipperdag had genomen. Hij wist ook niet, dat ik het hele huis en het balkon wilde versieren. Van het bakken van een appeltaart had hij geen idee. Dat is dus een van de geheimen die wél is uitgelekt. Het voorbereiden van de appeltaart kon ik nog aardig verborgen houden, maar ja, die oven… Het hele huis geurde naar garend deeg. Mijn man zat met zijn boek te glimmen in bed: “Ik ruik appeltaart!”

Nou ja. Niets aan te doen. Nog verrassingen zat. Ik had gezegd, dat ik om acht uur moest beginnen. “Op hoe laat moet ik de wekker zetten? Op zeven uur?” “Nee,” antwoordde ik. “Zet de wekker maar op negen uur, want natuurlijk ben ik morgen vrij op je verjaardag!” Weer een geheim verklapt. Hij vond het een leuke verrassing.

Toen ging het echte werk beginnen. Slingers en vlaggetjes ophangen. Wel een gedoe, maar met behulp van een keukentrap was het redelijk snel gepiept. De slingers hingen, de taart was klaar, de cadeaus lagen ingepakt op de tafel, de heerlijke lunch bij STACH, het leuke restaurantje tegenover ons huis, had ik al enige tijd daarvoor geregeld, wat mij nog restte was het opblazen van de ballonnen en de letters en cijfers die ik aan het hekwerk van het balkon wilde hangen. Nog een half uurtje, en dan zou deze dame lekker naar bed kunnen gaan, morgen een drukke dag.

Nu moet ik voor het verhaal even uitleggen, dat ik snel de neiging heb tot kokhalzen. Erg vervelend. De tandarts zegt ook regelmatig tegen me dat ik goed poets, maar dat ik wat beter mijn best moet doen op mijn achterste kiezen. Ja. Weet ik. Is zo. Alleen sta ik dan in het beste geval te kokhalzen terwijl de tranen over mijn wangen stromen, maar veel vaker komt dan mijn ontbijt, lunch of diner, naar gelang wat ik gegeten heb, naar boven en verdwijnt klaterend in de wasbak. Geen pretje. Zo’n wasbak heeft best kleine gaatjes. Als je moet brotsen – brokken eten vomeren  – dan moet je ze met een vork door de gaatjes prakken. En daar ga je dan weer van kokhalzen. Als het tegenzit, breng je zo drie uur door aan de wasbak. Komt er alleen vloeibaar spul uit je maag – het zogenaamde klotsen – dan is het iets eenvoudiger. Dat spoelt wel weg. Maar goed, terug naar het verhaal.

Uit de plastic tas van de feestwinkel haalde ik de ballonnen en de letters en cijfers. Die letters en cijfers waren gemaakt van plastic. Van dat strandballenspul met een ventiel. Vroeger moest ik voor mijn kinderen vaak dingen opblazen. Zwembandjes, strandballen en ballonnen. Voor die eerstgenoemden had ik een luchtbedpompje, voor de ballonnen een ballonnenpompje. Geen vuiltje aan de lucht dus. Nu zat ik – we hebben het over afgelopen maandagnacht om ongeveer half een – beteuterd naar mijn aankopen te kijken. Ik was vergeten om een pompje te kopen. Spontaan sprongen de tranen al in mijn ogen en mijn slokdarm maakte zijn eerste anti-peristaltische beweging.  Helaas niet de laatste van die nacht. Maar koppig en vastberaden besloot ik om toch die zooi op te blazen. Bij de eerste ballon ging het al meteen mis. De gadogado, door mijn schat zo lekker bereid – kwam onmiddellijk omhoog. Ik kon nog net op tijd het toilet halen. De halfvol geblazen ballon  hield ik stijf in mijn hand geklemd. Die lucht wilde ik voor geen goud laten ontsnappen! Een half uur later had ik achttien ballonnen opgeblazen. Mijn make-up was inmiddels helemaal weggetraand en mijn maag was leeg. Nu had ik veertig ballonnen gekocht, maar ik ben altijd al een royale inkoper geweest. Die zou ik voor een volgende gelegenheid bewaren. Nu nog de letters van strandballenplastic. Die waren nog erger dan de ballonnen. Met zo’n groot ventiel dat je tussen je tanden moet vastklemmen als je een hap lucht wilt nemen. Gek, hoe je tijdens het blazen aan allerlei dingen gaat denken. En ook allemaal kotsgerelateerd. Ik werk met peuters en al zit de stront van hun haren tot hun tenen, het interesseert me geen moer. De smerigste snottebellen veeg ik met het grootste gemak weg. Maar als een kind kotst…Dan ren ik het liefste zo hard mogelijk weg.

Ik moest denken aan jaren geleden. Mijn zusje logeerde bij mij met haar dochters. De oudste moest verschrikkelijk overgeven en de jongste stond er nieuwsgierig bij te kijken. Toen mijn oudste nicht was uitgebraakt, spoelde mijn zusje het door. Het jongste nichtje, dat toen drie jaar was, zei teleurgesteld: “Ah, wat jammer! Ik wou ook een likje!” Het is het soort familieverhaal dat nog jarenlang de rondte blijft doen. Iedereen kent elk detail van het verhaal, maar dat is het leuke aan familieverhalen: ze blijven geweldig om te vertellen.

Om twee uur lag ik in bed. Doodmoe. Maar dat was niet erg. Alle plannen waren gelukt. De volgende dag zag ik het stralende gezicht van de liefde van mijn leven. En ook alle andere verrassingen van die dag vielen bij hem in zeer goede aarde. Ach, daar doe je het toch voor!

Dus ook nog maar even op FOK!: Lieve Rikus – aka DriekOplopers-  van harte gefeliciteerd met je 53e verjaardag.

Kut. Had ik het maar gelijk op die manier gedaan. Een column schrijven op FOK!. Want van columns schrijven heb ik nog nooit hoeven kotsen.