"Waarom studeer je Engels?"
Die vraag kreeg ik gisteren voorgeschoteld. Eerder zei ik dan glimlachend “ach, het was mijn beste vak”, maar dat nietszeggende antwoord is na jaren studeren allang geen excuus meer. Mijn broers zagen me liever economie, bedrijfskunde of rechten doen. “Met Engels word je geen miljonair, Bert.” Dat weet ik. Heus niet alles aan de studie staat me aan. Al op de middelbare school had ik een enorme hekel aan grammatica en ontleden, dus voor die vakken liep ik niet erg warm. Sommige andere vakken zeiden me pas jaren nadat ik ze had gedaan plotseling iets, gingen toen pas leven; weer andere waren dermate interessant dat u als lezer waarschijnlijk onbewust heel wat kennis uit lezingen overgedragen heeft gekregen in columns.
Kort probeerde ik voor het eerst echt uit de doeken te doen waarom Engels zo'n razend leuke studie is, waarom ik er na al die jaren niet op teruggekomen ben, niet van richting ben veranderd. Ten eerste heeft dat te maken met de Utrechtse binnenstad, zo'n beetje de meest idyllische studielocatie van het land. Alleen talenstudies, rechten en geschiedenis vinden daar nog plaats; de andere studies bijna altijd op het beton- en glasparadijs De Uithof, waar studenten in giganteske zalen tot nummertjes gereduceerd worden. Dat men dat in de binnenstad ook wordt, is een zekerheid, maar het heeft in elk geval wat meer (historische) flair. Maar naast Utrecht, is de grootste pull-factor toch echt Engels zelf.
Van het Romeinse Rijk tot het Amerikaanse, van slavernij tot gelijkheid, van Vikingen tot Fransen, speel(t/de) Engels een grote rol. Germaanse stammen geheten Angelen en Saksen emigreren naar Engeland zodra de Romeinen zich terugtrekken. Via gedegen mondelinge overlevering en een goed ontwikkelde taal, zijn de Angel-Saksen het eerste Germaanse volk dat aan geschiedschrijving en poëzie begint. Vanaf rond het jaar 400 zijn de belangrijke historische feiten bekend (in de zogeheten Angelsaksische Kroniek), in het jaar 700 verschenen de eerste grote dichtwerken – met het vanaf Hastings in 1066 heersen van een Franse monarchie over het Engelse vasteland, kwam in de Engelstalige geschiedschrijving echter danig de klad. “Willelm de Waltevile is [koning], fair haved begun,” zo begint de laatste Engelstalige zin van de Kronieken. Vanaf 1066 schakelt men over naar Frans en Latijn – de nieuwe talen voor adel, bestuur en religie, met Engels als derde in eigen land, als miserabele ongeschreven volkstaal. Het duurde bijna driehonderd jaar voor Engels weer terugkwam en glorieus overwon.
Niet verrassend is dan ook, dat in de periode 1066-1362 zo ontzettend veel Franse woorden zijn overgenomen, dat er geen enkele andere taal zoveel leenwoorden heeft gegeven aan het Engels. Omdat Frans de taal van de overheerser was, begonnen de woorden van bovenaf binnen te sijpelen.
“The French vocabulary of power forced its way into the English language. “Crown” and “Court” are both French words. So are castle and tower, and the barons who built them. Obedience, justice, treason, prison, merchant, money, price, discount, bargain, contract, partner, embezzle, courtesy, honor, questing, damsels, jousting, tournament, cavalry, chivalry, romance,” et cetera.
Ook in dagelijks taalgebruik van normale burgers raakten Franse woorden in zwang: “Villain, vassal, laborer, bailiff, factor, serfs, measure, mallet, chisel, pulley, bucket, trowel, abbey, attire, censor, defend, figure, malady, music, person, parson, plead, sacrifice, scarlet, spy, stable, virtue, martial, park, rain, beauty, clergy, cloak, country, fool, air,” en ga zo maar door. Men begon zelfs de (koninklijke) kinderen Franse namen te geven: Richard, Robert, Simon, Steven, John, Jeffrey, William, enzovoorts.
Hoewel er beide 'consonant'- en 'vowel shifts' plaatsvonden (“namen” werd “names”, bv.), bleven de grammatica en syntax van Engels al die eeuwen ongewijzigd, maar de vocabulaire veranderde zoals gezegd dramatisch. Veel Engelse woorden verdwenen (“a hard” was heel normaal, dat werd “a difficulty” of “a hardship”, bv.), of bleven bestaan maar vernauwden in betekenis; “unhap vs. disadventure, shenship vs. dishonesty, building vs. edifice, uncunning vs. ignorant, meaning vs. significance, axe vs. hatchet, ask vs. demand, bit vs. morsel, wish vs. desire, might vs. power, room vs. chamber – (…) answer is not quite respond, begin isn't always commence, liberty isn't always freedom; shades of meaning representing shades of new thought.”
Juist omdat Engels van zo ontzettend veel talen wat overnam (de zeer vereenvoudigde grammatica via de Denen en Noren, de helft van de vocabulaire uit het Frans) is het een soort levend Esparanto geworden, een taal die gemakkelijk aangeleerd wordt door sprekers van diverse achtergronden. Daarnaast is het invasie-en-mengeling-verhaal van Groot-Brittannië herhaald in de VS, waar we nu de vruchten nog van plukken. Engels is in handel, politiek en wetenschap inmiddels de geaccepteerde wereldtaal geworden. Ook nadat Amerika halverwege deze eeuw haar wereldhegemonie verliest aan Azië, zal Engels die positie grotendeels behouden: ik zie anderhalf miljard Engelssprekers niet zomaar tegelijk Japans, Mandarijn of Hindi leren, en tweehonderd jaar wetenschappelijke literatuur en beleidsdocumenten zijn niet in een handomdraai vertaald. Switchen naar een Aziatisch-georiënteerd wereldbeeld zou decennia of eeuwen van langzaam omvormen van taal en cultuur behelzen.
Alleen al de verbanden tussen de talen kunnen mij telkens weer fascineren, juist omdat de geschiedenis er zoveel invloed of heeft gehad. Engels had veel meer als Duits of Zweeds geklonken als Hastings nooit was gebeurd. Het historisch kader is voor mij altijd het sluitstuk en pronkjuweel geweest van literatuur. Pas als je een gedegen begrip van de geschiedenis hebt, besef je dat (bv.) Marlowe's “Dr. Faustus” in de zestiende eeuw, gedurende bloedige oorlogen tussen katholieken en opstandige Engelsen en vasteland-Gereformeerden, een zeer gewaagd stuk was. Het wordt ook een stuk interessanter als je weet dat Marlowe speelde met de drie (time, place, action) Aristotelische eenheden (een stuk duurt maximaal 24 uur wordt 24 jaar, een stuk gebeurt op één plek wordt half Europa, en een stuk heeft geen subplots, dus elke scène draagt bij aan het hoofdverhaal).
Men imiteerde eerst de in de 14e en 15e eeuw herontdekte Oudheid, vervolgens emuleerde men: verbeteren, veranderen, overtreffen. Het literaire punt van afscheid van Rome en Griekenland, het inluiden van een distinct eigen cultuur. De opleiding biedt vakken aan voor vrijwel alle mogelijke onderwerpen en periodes, van Joods-Amerikaanse literatuur van de 20e eeuw tot Engeland in de Middeleeuwen. Daarnaast kunnen taalkundig onderzoek, onderwijs, geschiedenis, vertalen, journalistiek en een heel aantal andere takken prima gecombineerd worden met en in de studie; er is relatief veel vrije ruimte om op te vullen met vakken van andere faculteiten. Daarover wellicht later meer; de column wordt met één voorbeeld al aardig lang.
De zevendelige docu die ik aanhaalde in de citaten is van de BBC, gemaakt in 2003 en heet “The Adventure of English”. Het avontuur dat Engels heet, de studie idem, laat vooral zien dat elk geschreven of gesproken woord het resultaat is van een hele lange voorgeschiedenis, en zijn impact heeft op de geschiedenis erna.
Dat niets los staat van de context eromheen, dat geschiedenis zich altijd herhaalt en dat juist onze geschiedenis (en de kunst die erin geproduceerd is) continu herinnerd en aangehaald moet blijven worden. Niet alleen die van vijftig of honderd jáár, maar ook die van vijftig of honderd generáties geleden.