Elke dag een beetje doodgaan

Het WK voetbal is voorbij, Wimbledon is voorbij, de Tour is voorbij, en verreweg het ergste, de gierzwaluwen zijn al weer vertrokken. Al die feestjes, die elk jaar de zomer markeren, liggen nu achter ons. Opeens realiseer ik me dat de dagen alweer veel korter zijn, dat de zon lager staat en dat we het wekenlang zonder zomerweer hebben moeten stellen. Als het meezit brengt de rest van augustus nog een paar mooie dagen, als het een keer echt meezit zelfs september. Maar uiteindelijk zijn we onherroepelijk op weg naar de herfst. De weerkundigen hebben bepaald dat die officieel al op 1 september begint, en daar is niets op af te dingen.

Je hebt van die mensen die volhouden dat de herfst zijn eigen kwaliteiten bezit. Ze komen altijd met hetzelfde voorbeeld, die mooie herfstwandelingen door een bos in fraaie herfsttinten. Best aardig hoor, die gele blaadjes. Maar daar vul je geen heel seizoen mee. Zelden meer dan een week. Wat valt er over de rest van de herfst voor positiefs te melden? We blijven niet voor niets steeds vaker binnen, buiten is er niets meer aan. En dan te bedenken dat de herfst vooral wachten op de winter is, waarin het allemaal nog erger wordt. Achter potdichte gordijnen bij de kachel zitten om het warm te houden, o wat knus en gezellig is dat. Maar ik geef al die knusheid, tot de laatste bedompte herfst- en winteravond aan toe, graag op voor zonovergoten warme dagen waarop niet alleen de gordijnen maar ook de ramen en deuren open kunnen.

Ook een mensenleven heeft een herfst en dezelfde onverbeterlijke optimisten zien ook daarin liever goudgele herfsttinten dan miezerige novemberdagen. Ze  proberen me er tegen de klippen op van te overtuigen dat het best meevalt. Maar het valt niet mee. Alle mogelijkheden die ik op een willekeurig moment heb, had ik ook al toen ik jonger was. Maar niet omgekeerd. Er vallen wel blaadjes maar er komen nooit meer nieuwe. Langzaam maar onherroepelijk wordt dat ranke jonge stammetje met die gladde bast, soepele twijgjes en groene blaadjes getransformeerd tot een dikke stramme knoestige boom met onbuigzame kale takken en een gegroefde bemoste schors waarachter hij van binnen al aan het wegrotten is. Ik zit er ergens tussenin. Mijn lijf zal me in de steek gaan laten. Als ik geluk heb, gaat dat heel langzaam. Uiteindelijk doe je er niets aan, zelfs al doe je er alles aan. Hersens, die schijnen, naar verluidt de dans beter te ontspringen. Of is ook dat een beetje te optimistisch? Is het wel zo onschuldig om namen te vergeten of niet op een woord kunnen komen? Het lijkt mij net iets teveel op voortekenen van de winter. Die winter met de naam Alzheimer.

Zolang het nog kan, moeten we ons dan maar blij maken met het idee dat er in ieder geval iets is dat met de jaren komt. Wijsheid. Die wijsheid zal ik hard nodig hebben om genoegen te kunnen nemen met tweede keus als de eerste buiten bereik raakt, om me erbij neer te leggen dat mijn gevecht tegen de bierkaai van het verval uiteindelijk verloren zal gaan. En om voor het berusten in het onvermijdelijke een mooi woord te koesteren. Levenskunst. Alsof kunst kan bestaan als de vrijheid van de kunstenaar om in alle vrijheid keuzes te maken steeds verder uitgehold wordt. Ouder worden is elke dag een beetje doodgaan.