Aangenaam: Michelinman

Nu we weten dat echte mannen wel kaas eten, is het tijd om dat andere taboe omver te werpen. Want wat doen wij mannen het liefst als we in de put zitten? Juist: winkelen. En ga nou niet zeggen dat ik geen echte man ben, want op het moment dat je dit leest, hang ik hoogstwaarschijnlijk al ruftend met een biertje voor de tv naar voetbal te kijken. En ik kan maar één ding tegelijk natuurlijk.

Maar goed, winkelen dus. Of shoppen, om er maar eens een gevleugelde maar totaal onnodige Engelse term in te gooien. Vandaag was het weer zover. Op deze prachtige druilerige dag, ingekleurd met een egaal grijs wolkendek dat werd weerspiegeld in de vele plassen die het straatbeeld sierden, trok ik naar de geliefde provinciestad om mijn T-shirtvoorraad uit te breiden. Je moet toch wat doen om je van de schoenenfetisjisten (lees: vrouwen) te onderscheiden. Niet dat ik dringend een T-shirt nodig had, want ik heb er speciaal een verdieping op mijn huis voor moeten laten bouwen. Van wit tot groengeel met rode vlekken, van retro tot futuristisch, van spotgoedkoop tot onbetaalbaar, je kunt het zo gek niet bedenken of ik heb zo’n shirt. Probeer het maar eens. Ja, die heb ik ook.
De enige overeenkomst tussen de enorme verscheidenheid katoen in mijn kast is de maat: het zijn allemaal M-en. Niet één uitgezonderd. Sinds mensenheugenis ben ik gemiddeld. Of het nou een Italiaans, Amerikaans, Ethiopisch of pygmeeënmerk is. Of ik nou de hele voorraad van de plaatselijke Kebabzaak en Jamin leeg schrans, of mezelf een kwartaal lang volledig uithonger: medium blijft medium. Ik moet welhaast de mediumste man van Nederland zijn, zo schat ik in.

‘[Censuur], ik ben te dik voor dit T-shirt,’ snerpte ik tegen m’n vriendin, ‘en het is een M!’

Ik hapte naar adem terwijl de vetkwabben me van alle kanten schuldbewust aankeken. De lubberbuik voorop, geflankeerd door de links en rechtshalfkwab (door mannen die de schaamte voorbij zijn, liefkozend 'neukteugels' genoemd). Het slagroom op de taart vormde mijn driedubbele onderkin.
In de spiegel zag ik de personificatie van de Michelinman; Jakhals Frank met Han Peekel in z’n buik. Waar was het in vredesnaam misgegaan? Waar kwamen die vetkwabben vandaan? En waarom had ik niet eerder mijn extreme adipositeit opgemerkt?   

Mijn vriendin keek me ongelovig aan: ‘Welnee, het shirt valt gewoon klein.’

Ik las laatst dat kledingfabrikanten hun kleding kunstmatig groot houden, door er een maatje minder in te naaien. Een S is dus eigenlijk een M en een M is een L. Door deze list schijnen mensen eerder geneigd zijn om tot koop over te gaan. Medium klinkt het zelfbeeld nou eenmaal beter in de oren dan large. Maar wat moet ik met mijn 1m81 dan wel niet zijn als ik een L aan moet? Extra large? En zelfs als het merk in kwestie niet meedoet met het maatbedrog, dan betekent dat nog altijd dat ik inderdaad gewoon large ben. Hemeltjelief.

Als door een wesp gestoken rukte ik het shirt van mijn lijf en beende, of beter gezegd, hobbelde, de winkel uit. Ik voelde m’n benen tegen elkaar aan schuren en m’n navel driftig op en neer deinen.
‘Vanaf vandaag ga ik weer sporten,’ zei ik. ‘Hardlopen, fietsen, zwemmen, het maakt niet uit. Deze zomer zal ik het T-shirt nog passen. Al is het 't laatste wat ik doe!’

Ik scheur de zak pinda’s open terwijl Serena Williams een backhand langs de lijn slaat.
Het miezert buiten heel licht.
‘Het shirt viel gewoon klein hè?’ vraag ik aan m’n vriendin.
Ze kijkt me aan en zegt niets.