Ughe ughe ughe

Het lag een beetje hard in het open portiek aan de Archimedesweg in Amsterdam. Het was eind februari, maar gelukkig niet al te koud. Al zag ik de wasem van mijn adem wel in het halfdonker. Ik had een dikke jas aan en dat was warm genoeg, maar slapen lukte niet. Steeds kwamen er auto’s voorbij, waarvan ik ook met de ogen dicht de lichten zag. Ik keek op mijn horloge: half vier. Nog een paar uur wachten tot mijn vriendin naar haar werk ging. Ze werkte bij een schoenenzaak in een zijstraat van de Kalverstraat en moest daarom ook op zaterdag werken. Ik woonde in Scheveningen en kon alleen in het weekend bij haar zijn. Bovendien moest ik ook nog vaak in het weekend met de band optreden, dus echt vaak zagen we elkaar niet. Ik dacht aan gisteravond.

Ze lag naakt en warm tegen me aan en rook nog een beetje geil. Als je lang de liefde hebt bedreven, dan ruik je geil vind ik. En we hadden zeker drie uur lang de liefde bedreven. De kamerdeur was op slot, dus er kon niemand binnenkomen. Ik vond het eigenaardig dat we niet bij elkaar mochten slapen, maar dat we wel drie uur met een gesloten deur op haar kamer mochten bivakkeren. Haar ouders waren gewoon thuis, maar die keken de hele avond naar de televisie en bekommerden zich niet om ons. Maar bij elkaar slapen? Nee, natuurlijk niet, wat dachten we wel! Zeker niet voor het huwelijk! Kut-Roomsen.

Het was die warmte van haar waar ik nu naar terug verlangde. Natuurlijk. Ik had naar een hotel kunnen gaan. Haar ouders hadden me geld gegeven voor een kamer in een hotel, maar dat geld kon ik wel beter gebruiken. Ik was dienstplichtig ziekenverpleger bij de marine en dat was geen vetpot. En hoewel we bijna ieder weekend wel een paar keer met de band optraden, verdienden we geen reet. “Alles gaat op aan de spullen,” zei onze manager altijd. Als ik die dikke, vette matennaaier heden ten dage nog eens tegen zou komen, dan zou ik hem net zolang tegen zijn ballen schoppen tot hij de stem van Marc-Marie Huijbrechts zou hebben. Wat waren wij naïef destijds. Dus was ik na het afscheid van haar rond middernacht een beetje in de buurt blijven rondlopen en uiteindelijk in het portiek voor de deur van haar huis terecht gekomen.

Toen ik weer op mijn horloge keek was het zeven uur. Blijkbaar was ik toch nog een beetje in slaap gevallen. Ik herinnerde me de autolampen die ik zelfs door mijn gesloten oogleden zag, maar dat was zeker maar af en toe geweest, tijdens een zeer lichte slaap. Een enkele voorbijganger keek vreemd naar me, maar liep wel gewoon door. Het was Amsterdam en daar waren dingen nu eenmaal anders dan in de rest van het land en de mensen keken niet zo snel op van iets vreemds.

Om half acht kwam mijn vriendin naar buiten. Ik was op dat moment al aan de overkant en riep haar. Ze was verbaasd dat ik daar al was, want we hadden in de stad afgesproken, maar ze vroeg verder niets. We liepen samen naar de tram en ik bracht haar naar haar werk bij Dungelmann. Het was vijf over half negen toen ze naar binnen ging. Wat moest ik in Godsnaam gaan doen tot ze weer vrij had?
Ik had ergens koffie gedronken, een broodje ei en een broodje kaas gegeten en me daar in het toilet aan de wastafel een beetje opgefrist. Gedachteloos liep ik ’s middags over het Rokin. Aan de overkant stond wat jeugd. De jongens zaten op mooie, glimmende Puchjes en Tomossen en dat was heel bijzonder, want nog niet zo lang geleden konden berijders van beide merken elkaar niet luchten of zien en nu stonden ze gewoon bij elkaar. Giechelende meisjes flirtten met ze. Had ik maar zo’n Puch VS50. Het geheim van de Puch bij meisjes was volgens mij het hoge stuur. Dat was een soort fallussymbool. Het stak hoog en stijf boven het voorwiel uit. Onbewust zagen meisjes het als een verlengstuk van je pik denk ik. Want hoe verklaar je anders dat jongens met een Puch veel eerder meisjes konden “oppikken” in de binnenstad dan jongens met bijvoorbeeld een Zündapp? Ik besloot de tijd verder maar te doden met een bioscoopje van het geld voor het hotel. Het werd “For a few dollars more” met Clint Eastwood. De film was vrij nieuw en had goede kritieken, dus daar kon ik de tijd wel mee doorkomen.

Eindelijk was het dan zes uur. Ik moest nog wel bijna een half uur wachten tot mijn vriendin echt vrij was, want de winkel moest nog worden schoongemaakt. Als ik bedacht wat ze moest doen en wat ze verdiende, dan vond ik het niet gek dat er jongeren waren die de middenstand met dieven vergeleken.
Nadat mijn vriendin zich thuis weer had ontdaan van haar schoenenwinkelvermomming en het haar weer lekker los en wild had in plaats van in een stom knoetje, besloten we om naar het Rembrandtplein te gaan. Daar viel altijd wel genoeg te beleven. Je kon daar in de buurt dansen en dan op het plein zelf wat drinken. Ik kon het echter niet al te laat maken, want ik moest weer met de trein naar Den Haag en moest dus uiterlijk de laatste trein halen.

Het zal tegen twaalf uur zijn geweest dat we te voet richting Centraal Station gingen. De binnenstad van Amsterdam was om deze tijd altijd gezellig druk, vond ik. Ook in de winter.
We wilden via het Spui naar het Centraal Station, want mijn vriendin wilde me het Lieverdje nog even laten zien.
Meteen al toen we aankwamen zagen we een grote menigte om het Lieverdje heen staan. Er steeg rook op vanuit het midden van de menigte. Nieuwsgierig geworden gingen we er heen.

In het midden danste een soort Zwarte Piet rond het Lieverdje. Hij pafte er vrolijk op los en riep: “Ughe ughe ughe!” De omstanders herhaalden dat. Er was een soort grafkrans om het hoofd van het Lieverdje gelegd. “Zwarte Piet” ging na zijn dans tekeer tegen de Nederlandse pers die met hun misselijkmakende middenstandsmentaliteit een antirookadvertentie weigerde en tegen de tabaksindustrie. Er werd een vuur gestookt aan de voet van het Lieverdje waardoor er nog meer rook werd geproduceerd. “Zwarte Piet” liep daarna weer cirkels om het beeldje en riep voortdurend: “Ughe ughe ughe ughe!” Iedereen riep mee. We vonden het wel een malloot, maar het was wel een hele mooie happening en daarom besloten we nog even te blijven. Niet alleen vanwege het schouwspel, maar ook omdat het niet alleen naar gewone sigaretten rook. En even later stonden we dan ook flink mee te blowen met wat ter plekke gekochte rode Libanon in een losjes gerold shagje. Een paar van de omstanders hadden ons even ingelicht wat er aan de hand was. Het was een antirookhappening en “Zwarte Piet” was Robert Jasper Grootveld. Hij hield als rookmagiër iedere zaterdagavond een antirookhappening. Er viel altijd wat te beleven, want later zou beslist de politie komen. Ondertussen pafte de antirookmagiër er ook zelf lustig op los. We hadden nog nooit gehoord van die happenings en het interesseerde ons ook geen reet wat die magiër er mee wilde bereiken, maar de wiet was van prima kwaliteit en ik wilde snel met mijn vriendin naar een stille plek omdat ik er behoorlijk geil van werd en zij ook, merkte ik. Haar handen konden mijn kruis bijna niet met rust laten. 

Het duurde niet lang of de politie kwam ingrijpen en nam de Magiër mee. De mensen dropen af. Wij zochten ergens een stil plekje op, waar niemand ons kon zien en zochten daar onze eigen magie. Natuurlijk was ik te laat voor de laatste trein. We gingen lopend de hele weg naar de Watergraafsmeer terug. Ik kon natuurlijk niet mee het huis in, want haar ouders dachten dat ik al naar Den Haag was en zouden me zien aankomen. Bovendien was er geen bed over omdat haar broer al het hele weekend thuis was, anders had ik er de vorige nacht ook wel kunnen blijven slapen.
Ik keek even om me heen en ging maar weer in het portiek liggen wachten op de eerste tram naar de eerste trein. Gelukkig zou dat niet zo lang meer duren.

Robert Jasper Grootveld (19 juli 1932 tot 26 februari 2009) was niet alleen antirookmagiër maar was ook betrokken bij Provo en het Witte Fietsenplan. Hij was oprichter van de Lowlands Weed Company, waarmee hij de verbouw van nederwiet propageerde en aan de basis stond van de coffeeshops. Hij was ook de bedenker van de vlotten van piepschuim waarop tuinen werden aangelegd.
Hij wordt door velen gezien als een vreemde clown, maar was zonder het in de gaten te hebben een bepalende figuur in de mooie, maar woelige jaren zestig en zeventig.
Ik vraag me alleen af waaraan hij gestorven is, want dat werd er in de media niet bij verteld. Longkanker?