Bakkie doen
De oudere jongens haalden regelmatig geintjes uit met Sok, zoals ze hem noemden. Hij was ook wel een beetje een zachte sok, ook al kwam zijn bijnaam van een incident met een banaan in zijn schoen, geloof ik. De jongen had altijd iets triests over zich. Ik denk dat hij helemaal niet wilde werken. Het zal wel bittere noodzaak voor hem zijn geweest. Dat soort jongens liepen hier ook vaak rond, al hielden ze het nooit lang uit. Grofweg was de mannelijke populatie van de vulploeg te verdelen in twee groepen. Je had de carrièrevullers, de jongens die vooruit keken naar een baan als assistent-bedrijfsleider op hun veertigste. En je had de jongens die voornamelijk naar buiten keken, in de ruimste zin van het woord. Die deden dit werk als bijbaan en gingen studeren. Dat waren ook de knullen die, als het supermarktwezen ze in het bloed bleef zitten, kwamen te werken bij Ahold. Op die manier konden ze hun voormalige pestkoppen wegsaneren bij de eerstvolgende reorganisatie. Sok was er zo een.
Ik maakte zijn baantje af en toe wat leuker door hem achter de pallets koffie te verwennen. Als ik zag dat hij het moeilijk had, riep ik altijd: "Sok, ga je mee een bakkie doen?" De room zorgde hij dan zelf voor. Volgens mij waardeerde hij dat wel. Toen ik ging studeren in een andere plaats, ben ik hem uit het oog verloren.
Zelf ben ik ook altijd naar buiten gericht geweest, ook al vond ik het werk achter de kassa en het 'gedoe' in het magazijn altijd erg leuk. Ik had helaas teveel hersens om te blijven waar ik was.
Wat mij erg opvalt in het bedrijfsleven, is dat er dezelfde wetten en regels gelden als in de vulploeg. Het is alsof de tijd stilstaat en iedereen weer veertien is als ze beginnen in hun eerste baantje bij de supermarkt. Alleen dan met computers, mooiere kleren en soms een auto van de zaak.
Laatst was het weer de eerste van de maand. De eerste werkdag, welteverstaan. En dan zie je ook in het bedrijf waar ik nu werk dezelfde dingen gebeuren als in het magazijn van de supermarkt. Met dezelfde angstige blikken spiedden jonge, knappe jongens rond naar een plaatsje in de groep.
Plotseling ging er een schok van herkenning door me heen.
"Sok?!?" Ik had het al gezegd voor ik er erg in had. Je zag hem duidelijk schrikken van de bijnaam die hem niet zulke leuke herinneringen had gebracht.
"Sok?" vroeg ik nogmaals. Hij keek me aan met een rood hoofd. De rest van de medewerkers stond mee te luisteren.
"Hee, Priscilla!" Hij lachte eventjes. Je kon duidelijk zien dat hij zich niet zo op zijn gemak voelde bij zijn bijnaam van vroeger, maar dat hij wel blij was om me te zien. Er gloorde een blosje op zijn wangen.
"Hoe is het met mijn favoriete vakkenvuller?" Ik glimlachte naar hem.
De mannelijke collega's keken een beetje jaloers. Heerlijk.
"Ja goed, ik ben vandaag hier begonnen. En hoe is het met jou?" Je zag dat hij genoot van de aandacht. Mannen blijven kleine jongens en een beetje aandacht van een lekker wijf geeft status. Zeker bij die gladjakkers die ik al een keer te kakken heb gezet hier in het bedrijf.
"Met mij alles goed hoor. Ik loop hier al even rond." Ik stond op om te gaan. Met een knipoog voegde ik hem nog toe: "Ik ben niks veranderd, maar jij bent wel een lekker ding geworden, zeg."
Hij bloosde een beetje meer. "Priscilla," zei hij. "Leuk om je hier weer te zien."
"Het is lang geleden," zei ik. "En nu eens niet tussen de stellages in het magazijn van de supermarkt." En terwijl ik langzaam inademde, draaide ik mijn heupen verleidelijk naar hem toe. Je had de geilheid in de ogen van zijn mannelijke medemanagers moeten zien.
"Ik geloof niet dat ik me daar veel van herinner," stamelde Sok.
"Het was een leuke tijd," glimlachte ik. "Je collega's zijn gewoon jaloers."
"Ik moet aan het werk," zei hij met vaste stem, en in een flirt trok hij zijn wenkbrauwen op.
Hij moest naar zijn eerste vergadering. Zelfverzekerd liep hij weg. Veel zelfverzekerder dan de meeste jonkies die binnenkwamen. Ik keek hem na en kon alleen maar denken aan de glimlach op zijn gezicht als we 'een bakkie waren doen' in het magazijn.
Toen ik hem later in de kantine zag, kon ik het niet laten. Ten overstaan van zijn nieuwe collega's zei ik tegen hem: "Oh, Sok, als je collega's je pesten, kom je maar bij mij ... een bakkie doen." Ik gaf hem een knipoogje en een beetje meer heupwiegend dan normaal liep ik weg.
De blos op zijn wangen was als vanouds.