Kijk, dan haak ik af!

Doktoren, zusters en ik. Het is een vreemde combinatie. Ik heb een levendige fantasie. Dat is zeker. Het weerhoudt me er niet van de dingen rooskleuriger voor te stellen dan ze zijn. Altijd heb ik gedaan alsof. Alsof ik heftig genoot van seks en geweld. En alsof ik mensen kon vermoorden in het magazijn en de volgende dag doodleuk weer achter de kassa plaatsnemen. Ik heb het allemaal écht gedaan en niemand geloofde me. Het is niet eerlijk, maar ja: het leven is ook niet eerlijk.

Vandaag ben ik bij de psychiater geweest. Het was mijn laatste bezoekje. Alsof ik opnieuw geboren ben, alsof ik een nieuw leven heb gekregen, loop ik naar buiten. En dat terwijl er niets aan me veranderd is. Ik heb geen hoofdpijn meer en ik maak nooit meer iemand dood. Dat eerste heeft alles te maken met het laatste. Want niemand heeft schuld aan het heengaan van kassameisje, zeker de doktoren niet.

Leven met leugens is vermoeiend. Ik dacht dat ik werd behandeld voor een aantal rare ziekten en syndromen. Of waren het dromen? Het is voor mij nooit duidelijk geweest of ik bestond, en als dat zo was, of ik werkelijk zag wie ik was. Nu valt het me zwaar om afscheid te nemen. Afscheid van een wereld die me de laatste jaren bekend en vertrouwd is geworden. Het is eng om je te realiseren dat je ineens opnieuw moet beginnen. En het is goed om eindelijk mezelf te zijn.

De afgelopen tijd heb ik jullie op de hoogte gehouden van mijn 'belevenissen' in de supermarkt. De tijd dat ik daar werkte, was de mooiste van mijn leven. Zeker als ik er nu op terugkijk. Ik was jong en vrij, had geen verantwoordelijkheid en heel veel tijd voor nog veel meer fantasie. Nu ik hier lig, alleen in bed, bedenk ik weleens wat er allemaal van me geworden zou zijn als ik niet ziek was geweest. Ik bedoel maar: als mijn tijd in de supermarkt een opmaat was geweest voor de rest van mijn leven, had ik een hoop lol kunnen hebben.

Het verhaal van mijn leven laat zich makkelijk splitsen in drie ongeveer gelijke delen. Eerst was er niets, en toen ineens Priscilla. Van klein meisje tot haar eerste baantje. Niet veel aan, zeker niet als materiaal voor een column. Daarna, en echt vlak nadat ik mijn eerste baantje kreeg, had ik voor het eerst echte seks met een echte jongen. En ik wist zeker dat het afgelopen zou zijn met die random fallusvormige voorwerpen die ik tot dan toe gebruikte om mee klaar te komen; een piemel in me was het lekkerste wat ik ooit gevoeld had. Voeg daarbij dat ik voor het eerst in mijn leven mijn eigen geld verdiende, en je hebt een duidelijk aanwijsbaar breukvlak tussen mijn vroege jeugd en mijn adolescentie.

Die breuk is nu heel definitief geworden. Afscheid doet geen pijn. Afscheid is opnieuw beginnen, van nul af aan. Mijn adolescentie begon zoals bij velen onder ons met studeren. Ik had een weekendbaantje en leefde mijn nogal wilde leven in de grote stad. Daar ben ik gaan zwerven. Niet letterlijk, maar in mijn hoofd. Ik liet alles los wat ik tot dan toe geleerd had en liet me meevoeren op de maalstroom die 'Het Leven' heet. Het was een spannende tijd. Een avontuur met een rampzalig einde. Van dag tot dag werd het erger. Ik ging niet meer naar college, liet me limietloos vollopen in de meest schimmige kroegen van de stad, waarna ik naar huis ging met elke kerel, vrouw of groep mensen die me maar wilden misbruiken. Alles was beter dan alleen zijn. Want als ik alleen was, dan kwam de hoofdpijn. Ik kon er niks tegen doen. De doktoren konden niks vinden en ik wist zeker dat er iets mis was met me. Hoe weet ik niet meer, wellicht door mijn gewillige lichaam en schaamteloze lust, maar ik ben afgestudeerd. Ik kan me er weinig van herinneren. Het was de tijd van zaaien, alleen viel de oogst wat tegen.

De periode eindigt als ik ben afgestudeerd en ga werken op een groot kantoor. Niet meteen dan, maar vrij snel na het begin van mijn serieuzere en volwassen leven ben ik getroffen door een vrij heftige en dodelijke ziekte. Zo'n gevalletje dat je dagen achtereen aan bed gekluisterd houdt en je alle lust ontneemt. En overal waar nog lust was, waren er ineens de beperkingen van mijn lichaam. Mijn zieke lichaam zou op sommige dagen een rustige vrijpartij niet eens overleven. Dus om mijn ei kwijt te kunnen, heb ik gedaan wat ik altijd doe als ik me verveel: verhalen verzinnen. Dat deed ik al op rustige dagen achter de kassa, of tijdens een lange vergadering op kantoor. Ik trek mezelf terug en laat mijn verzinsels samenvloeien met de werkelijkheid. En aangezien ik geen nageslacht heb, moest ik het aan iemand kwijt.

Nog steeds konden de heren artsen niets bij me vinden. Ik voelde me in de steek gelaten door de wereld. Niemand kon me helpen. Miljoenen aan belastinggeld is langs mijn bed gekomen en zonder antwoorden is elke cent vertrokken. Ik was ziek en kreeg keer op keer te horen dat er niks mis was met me. Dat heb ik lange tijd niet kunnen accepteren.
Mijn kantoorbaantje ging verloren en ik ging weer bij mijn moeder wonen. Gelukkig was er de kassa, waar ik mijn verhalen verzon. Die schreef ik 's nachts op als ik niet kon slapen. De pijn die ik voelde was echt. Zo echt dat ik niet eens meer achter een kassa kon zitten. Ze hebben me een keer schreeuwend en kwijlend naar het ziekenhuis gebracht. Daar ben ik gebleven, opgegeven door de wetenschap. Ik dacht dat ik niks meer kon en trok me terug in mijn hoofd. Als een zombie lag ik daar. Een zombie, die alles voelde en waarnam, maar niks kon doen.

Het is heel frustrerend om over seks te praten of te fantaseren, als je te beverig bent voor een goeie masturbatie. Als teveel opwinding betekent dat je flauw valt of moet kotsen. Dat heeft me altijd kwaad gemaakt. In een paar dagen ging ik van een levenslustig en gezond lichaam naar een wrak, bij wie het maar de vraag is wat er werkt als je wakker wordt. Áls je al wakker wordt. Die frustratie koelde ik altijd al af op de mensen die hem veroorzaakten. En dat is in mijn verhalen ook vaak genoeg gebeurd. Net als de seks, die ik in mijn hitsige fantasieën altijd had met de jongens die ze opwekten. De lieve nerds, de vrolijke sandaalstappers en de talloze vakkenvullers met wie ik seks heb gehad in mijn verhalen, die had ik graag willen verwennen in het echt. Maar goed, ik ben maar een verlegen meisje met veel fantasie. En de verlangens kwamen er pas echt duidelijk uit toen ik in een ziekenhuisbed lag zonder de mogelijkheid er iets mee te doen.

Toen, op een zonnige morgen, kwam er een man naast mijn bed zitten. Hij keek me niet begerig aan. Hij had geen valse intenties. Hij wilde alleen maar met me praten. Op het einde van ons eerste gesprekje zei hij dat hij terug zou komen. Ik geloofde er geen snars van, maar de volgende dag zat hij er weer. Ik vertelde hem alles. Ik biechtte alles op. En niks leek hem te shockeren. Mijn verhalen werden steeds erger, steeds vunziger en gewelddadiger. En hij bleef mijn vriend. Tot hij me op een dag een vraag stelde die me deed twijfelen aan mijn hele bestaan.
"Leef je wel?" vroeg hij me.
Lange tijd heb ik moeten huilen, omdat ik altijd het antwoord geweten heb. Nee, ik leefde niet. Ik was ver weg, verscholen in een eenzaam bos, wanhopig op zoek naar iemand die me juist die triviale vraag stelde. Dat was het derde breukvlak in mijn nog jonge leven.
En daarom zeg ik het maar waar het op staat: dit is mijn laatste column. Voor sommige mensen zal dit als een schok komen. Voor mij is het de afsluiting van een reeks verhalen die ik heb verzonnen.

Ik kap nu, maanden en honderden gesprekken later, met de onzin waarin ik altijd heb geloofd.
"Leef je wel?"
Kijk, als ik niet kan leven, dan haak ik af.