Giftig

Ik heb mij de afgelopen tijd het volgende afgevraagd: kan een mens vooruit én tegelijkertijd achteruit gaan? Welke eigenschappen van jezelf zijn echt te verbeteren en welke niet? Gefrustreerd was ik dus toen ik ontdekte dat er weinig te verbeteren valt. Je hebt die bepaalde eigenschappen, en je zult het er mee moeten doen. Weg is mijn hoop om ooit nog eens jong, snel en wild te zijn. Ik ben een huismus in hart en nieren. Niks uitgaan tot diep in de nacht: thuiszitten met een goed boek en pantoffeltjes aan. En dan lekker op tijd naar bed. En ik word ook nooit stoer. Ik ben een grote softie, daar doe ik niks meer aan. Watje. Ermee leren leven is het devies.

En ineens zie ik dat kleine meisje weer terug. Zoals ik toen was. Lekker in haar eentje op haar kamertje verhalen zitten bedenken. Slapen is leuk, want mag kun je tenminste écht ongestoord dromen. En driftig dat ze kan zijn. In mijn herinnering zie ik mijzelf nog met een giftig koppie kussens beuken, kranten verscheuren en met deuren smijten. Wat heb ik me daarvoor geschaamd. Dus probeerde ik dat te verbeteren, en leerde ik het boos zijn af. Echter, in de echte wereld, is boos zijn helemaal niet verkeerd. Je eens opwinden over iets, een vriend eens de waarheid zeggen, voor jezelf opkomen: het hoort er allemaal bij. En dus moest ik mijzelf opnieuw iets leren: ik moest weer leren om boos te zijn.

Een maand geleden heb ik mijn vriend verrast met een uitgebreide maalijd. Allerlei ingewikkelde kookhandelingen moest ik verrichten. Gelukkig was er één ding niet zo moeilijk, namelijk de satésaus. Om het mijzelf enigszins overzichtelijk te houden, had ik namelijk gekozen voor satésaus uit zo’n zakje. Dus daar sta ik in vier pannen te roeren: vlees gemarineerd, zelf kroepoek gebakken. En net als ik mijzelf wil vergelijken met de meesterkoks van China, mislukt juist mijn satésaus jammerlijk. In blinde woede begin ik mijn nog warme, zelfgemaakte kroepoekjes door de keuken te smijten. Bloedgiftig ram ik met de pannen op het fornuis.

Boos kauwend op het eten zit ik naast mijn vriend, die wijselijk zijn mond houdt. Ik merk dat hij zoekt naar woorden. Ondertussen maakt hij voorzichtige goedkeurende geluidjes, bij alles wat hij opschept laat hij een gepast ‘hmmm’ horen. En ineens krijgen we allebei ontzettend de slappe lach. Ik ben nog een week lang overal stukjes kroepoek tegengekomen. Schijnbaar is kroepoek als projectiel vrij ongeschikt, want ze lagen allemaal op zeer vreemde plaatsen. Ach, wat hou ik mezelf nu voor de gek: ik kan gewoon niet eens goed gooien. Zelfs niet als ik giftig ben.