London 2005 (3)
Ik kwam op het juiste moment aan in London. Het was net het weekend dat de kroegen wat langer open mochten blijven in Cool Brittania. Voor veel Britten is dat ontzettend wennen omdat ze in plaats van twaalf uur, nu om twee uur ‘s nachts om mogen vallen, brullen, kotsen, neuken (op straat, met de blanke Britse billen schurend tegen fantasieloze kantoorgebouwmuren) en vechten. Een heuse jetlag voor uitgaand London. Dat werd me meteen al duidelijk bij het eerste jeugdhonk waar mijn hostess me naar binnen trok. Een aantal vrienden van haar zouden een heuse rockshow ten beste geven. We moesten eerst door een ordinary bar waar geen muziek klonk (iets wat ik altijd bijzonder vreemd heb gevonden aan Britse kroegen, je hoort er amper muziek), daarna nog een onduidelijk gangetje door met dito semi-artistieke posters om vervolgens via een ijzeren trap af te dalen naar een kelder alwaar de club Lang Haar En Vuile Nagels zich had weten te verzamelen en met serieuze blikken cider naar achteren sloeg. Ik stond een beetje te eikelen met mijn rugzak en twee tassen vol platen en boekjes die ik voor, ‘als ik mij zou vervelen’ had meegenomen. Ik ben er als de dood voor dat als er iets vreselijk tegenvalt ik dan dagenlang zonder enig vertier zit opgescheept. Geïrriteerd joeg ik iedereen, die ook maar een beetje in de weg stond, aan de kant met mijn gigantische tas. Deels om haar te imponeren, maar vooral omdat ik verschrikkelijke dorst had en me een weg moest banen richting bar. Maar mijn reisleidster verbood me naar de bar te gaan. Ruw nam ze al mijn spullen af, pleurde het onder de geluidstafel en bestelde twee gigantische pinten. Dat noem ik nog eens stijl! Gulzig sloeg ik het koude bier achterover. Mijn tong speelde met het schuim en de band begon te spelen. Academische muziek, precies waar ik al bang voor was. Onduidelijk gebrabbel in de microfoon en wat extraverte lichaamstaal. Het kon me eigenlijk ook helemaal niks verdommen. Mijn godin danste als een bezetene en ging helemaal op in de tragische en vreemdsoortige klanken die werden voortgebracht door Ernst en Co. Met haar ogen gesloten wiegde ze op en neer en brulde zo nu en dan lieve damesoerkreten richting het podium. Ik vond het een zeer amusant schouwspel maar na een uur had ik het wel weer gezien. De eigenaar van dit honk ook overigens. Na het optreden ging meteen fel licht aan (denk aan klaslokaal licht) en een oude zurige Britse tante met een belangrijk uniform aan, gebood ons meteen weer naar buiten te gaan. Ze deed me denken aan een strenge leidster uit zo’n typische zielige weeshuis film. Binnen vijf minuten stond ik weer midden op straat in hartje London.
De avond rook naar vers bloemenparfum en komkommer shampoo. Fris opgemaakte dames tippelden van kroeg naar club met het verlangen deze nacht nog met een bankier te slapen. Voor warrige reizigers was geen plaats.
Ze vond dat het nu de hoogste tijd was dat ik haar vrienden leerde kennen. Ik was nu werkelijk vermoeid geworden en wilde het liefst naar haar huis en ronken in haar grote bed. Zo had ik me dat namelijk voorgesteld. Zij op de bank en ik in haar groot zoet ruikend meisjesbed waar aan het voeteneind nog heel subtiel een satijnen slipje zou liggen. Bovendien leek het me helemaal geen leuk plan om haar vrienden te leren kennen. Zulke mensen moet je zo ver mogelijk uit de buurt houden. Zeker als het om vrouwen gaat. Één verkeerde opmerking en ze hersenspoelen elkaar met de meest bizarre psychologische onzin. Ik nam me voor om me in gezelschap van haar vrienden en vriendinnen stil te houden en mysterieus voor me uit te staren. Zoals die maffe gestrande pianist. Dat stond vast sexy en interessant. Helaas kon ik uiteindelijk mijn muil weer niet houden. We arriveerden in haar stamkroeg alwaar ik met veel gespeeld enthousiasme onthaald werd. Meteen werd geïnformeerd of ik ook wat te roken bij me had. Doodziek word ik ervan dat de gezichten opeens zeer geïnteresseerd gaan kijken wanneer ik vertel dat ik uit Kaasland kom. Of we echt elke dag overal knetter stoned zijn en of je het in de supermarkt kan kopen. Ik slaakte een diepe zucht en vertelde plechtig dat het verdomme nu maar eens afgelopen moest zijn met dat eeuwige sprookje. Dat we zogenaamd in luilekkerland leven waar alles okidokie is en waar je met je snikkel vastgebonden aan een lantaarnpaal de ‘Internationale’ kan zingen. Ik kreeg de smaak goed te pakken en brulde aan een tafel vol volstrekt onbekende mensen dat we net een politieke moord achter de rug hadden en dat het in de mode is niet meer na te denken. En meteen ook maar het verzoek ingediend om Nederland niet aan te doen als zijnde vakantieland omdat alle Britse mannen onze schattige hoertjes op ‘Zeedijk’ inpikken en verslinden.
Ik moest pissen. Ik in alle rust een pot op. Ik daalde een trapje af en belandde in een donkere kelder waar extreme metal door de speakers schalde. Een stuk of twintig verdwaalde vleermuizen stonden aan hun kettingen te frunniken en mij uitdagend aan te kijken. Vechten of neuken, dat was hun devies. Ik had geen zin in ook maar één van deze opties en mijn blaas begon nu toch echt naar bevrijding te verlangen. De pot bleek toch boven gestationeerd te zijn. Een vriendelijke vampier wist me dit met veel speeksel en dronkemansgebral duidelijk te maken. Ik wilde weer naar boven klauteren, maar zag werkelijk geen ene tering. Ik kroop als het ware in een donker hol naar boven. Alsof ik de eeuwige leegte betrad. Ik greep tevergeefs links en rechts om heen naar een eventuele trapleuning. Tree voor tree probeerde ik dezelfde weg weer terug naar boven te geraken….
Volgende week deel 4!