Elke nieuwe dag

Dit is Tuvokki! Brun zat in de keuken boterhammen te smeren. Zijn twee kinderen, een zoon van zeven en een dochter van acht, zaten aan tafel te genieten van pop-chocs en thee. In de koelkast lag een half kratje bier koud te worden. Nona, moeder en vrouw tegelijk, had ze voor hem koud gelegd toen ze vanmorgen in alle vroegte naar haar werk ging.

Bepakt met een trommeltje brood bracht Brun zijn kroost naar school. Hun oude Peugeot station, lichtblauw en zeker 30 jaar oud, pruttelde altijd genoeg aandacht bij elkaar.

Op de terugweg van school floot Brun een deuntje.
"Take a walk on the wild side," hij lachte.
"Dat, mijn vriend, doe ik al lang niet meer," zei hij tegen niemand in het bijzonder.

Thuis klopte Brun het gehaakte, bruingele kleed uit wat altijd op de bank lag. Omdat het een mooie dag beloofde te worden, opende Brun de deuren naar de tuin. Het kleed hing hij over de deur om een beetje te luchten. Hij legde de krant op tafel en leegde de asbak, waar één peuk, ook van het ochtendritueel van zijn vrouw, in lag. Met een flesje bier in zijn hand ging Brun op de bank zitten. Op de muur tegenover zich zag hij de schaduw van de grote boom in de tuin spelen met licht. Een samenspel van de natuur en de zon die haar leven geeft. Brun was een gelukkig mens.

Zoals gebruikelijk gingen de eerste flesjes bier snel. Na zeven keer opstaan daalde zijn tempo tot één per half uur. Dat was nu al jaren zo. Het was de stilte van de dag die hem zo beviel. Geen van de buren was thuis, en met zijn eigen spruiten waren ook alle kinderen die lawaai konden maken bij elkaar gestopt in geluiddichte klaslokalen. Brun lachte om het idee van grote zware deuren op kantoorgebouwen en scholen waar overdag de hele maatschappij in werd opgesloten. Hij waande zich alleen in zijn huis.

Samen met de plastic indiaan die in de hoek van hun woonkamer stond had Brun al heel wat uren zwijgend zitten drinken. Maar elk jaar, zo aan het begin van de lente, begon het ook bij hem te kriebelen. Dan floot hij zachtjes, om de indiaan niet teveel te storen, liedjes uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Liedjes van voor zijn geboorte, die nog niks aan kracht hadden ingeboet.
"Money don't get everything, it's true. But what it don't get, I can't use. I want money!" Brun lachte.
"Ja, ja, indiaan, tijd voor nog een koude klets." In de keuken dronk hij een flesje bier en schilde vast de aardappelen voor het avondeten. Hij legde het vlees in de marinade en ging met een nieuw flesje terug naar de woonkamer.

Zwijgend nipte Brun aan zijn flesje. Nummer elf van de dag.
"Het is half twaalf, indiaan," zegt Brun als hij het flesje in de krat naast de bank zet, "drukke dag vandaag." Hij stond op en legde vast het bruingele, gehaakte kleed wat aan het luchten was weer op de bank.
"Ik ga maar eens plassen op weg naar de koelkast. Moet ik voor jou nog wat meenemen misschien?" Brun keek naar de onverstoorbare indiaan in de hoek van de woonkamer.
"Niks? Je hebt stalen zenuwen man! Respect." Lachend liep hij naar de WC. Daar fluit hij 'Atlantis', van Donovan. Mooi liedje. Brun veegt netjes het laatste drupje van zijn piemel en wast zijn handen. Er is geen reden om je als een barbaar te gedragen, ook al zit je de hele dag op de bank bier te drinken.
"Ik wed dat je 's nachts als wij allemaal slapen, best wat lol hebt hier in de woonkamer." Hij knikte naar de indiaan toen hij op de bank ging zitten. Brun proostte met zijn twaalf-twaalf-flesje. Twaalf uur in de middag, half kratje, zoals elke dag.
"Daar ga je, ouwe reus," en Brun kijkt van de indiaan weer naar de muur, en neemt een slokje.

Zo rond half een, soms wat later, soms wat eerder, zet Brun het laatste flesje in de krat naast de bank. Dan rolt hij zich in de deken en begint hij aan een welverdiend tukkie. Om half vier moet hij de kinderen halen. Dan is het goed om weer een klein beetje nuchter te zijn.