14. 50-Floryn heeft iets op zijn lever


Het was nog steeds warm en windstil, die 13e april, 1621. Uitkijk 50-Floryn, de Haerlemmer ex-slaaf uit Nieu Amsterdam, keek vanuit zijn kraaiennest over de rimpelloze Zuiderzee. Hij zette een fles rum aan zijn mond, nam een aantal fikse slokken, en spuwde:

"No wind from the oostzijde
No wind from the westzijde
All my Dutch rum campaign
bottle after bottle
its on
And we gon' sip 'til every bubble
in every bottle
is gone"

Hij stopte met snelrijmen en keek omlaag. Van de dertien man aan boord van het dobberende piratenschip d' Enter ende Lete, waren de meeste galgebrokken druk in de weer.
Op twee, -niet de minsten-, na; bootsman J.A. Endenee, en kapitein Hein Pietersz. Die laatste lag halfdronken in zijn kapiteinshut te ronken, en J.A. Endenee deed ook vrij weinig. Niet dat hij zijn handen niet uit de mouwen had gestoken: wel degelijk! Er staken echter ook twee dolken, EEN door zijn linker-, en EEN door zijn rechterhand, die hem aan de grote mast kluisterden.

Nadat de bemanning het dek had geschrobd, en de zeilen opnieuw had bijgezet in de hoop hier en daar een zuchtje wind te vangen, waren ze toe aan wat vermaak.
"Laten we tikkertje spelen!", had 50-Floryn vanuit het kraaiennest geroepen. Hij gleed via de wanten van het schip naar beneden, en tikte daar onder aan de mast J.A. Endenee aan.
"Tikkie! Jij bent hem!".
Endenee had 50-Floryn woedend aangekeken. Maar de neger was een van de weinige varensgezellen die geen enkele angst had voor Endenee. En daarom negeerde 50-Floryn de woedende blik van zijn voormalige kapitein op hun vorige piratenschip 'den Verloren Veronica', heerser op de Middengolf.

Na een uur bleek dat J.A, Endenee zo onsportief was om niet met het spelletje mee te doen. Daarom besloten ze op voorspraak van 50-Floryn iets anders te gaan doen.
Verstoppertje.
Wederom was Endenee de klos. Hij werd geblinddoekt. Maar 50-Floryn was zo'n harde ook weer niet. Omdat J.A.Endenee niet alleen door twee dolken aan de grote mast vastgekluisterd was, maar ook nog eens was vastgebonden, hoefde hij maar tot zeven maal zeven te tellen. Dan al mocht hij gaan zoeken!
"Als IK aan de beurt ben tel ik WEL tot 50!", zei 50-Floryn zachtjes. Hij pochte, want zo hoog kon ie niet eens tellen in het Nederlands. Hij kon wel omlaag tellen, in het Engelsch, zijn moerstaal. Doch 'six-feet-under' werd dan weer niet begrepen door de Hollanders, "Die een taal spreken", zo had 50-Floryn wel eens verzucht, "die verder alleen gesproken wordt door -what they call- Den Duyvel!"

Terwijl de elf varensgezellen naar alle hoeken en gaten van het schip stoven om zich te verstoppen, was Endenee inmiddels maar verbitterd gaan tellen. Omdat hij bang was de tel kwijt te raken, prevelde hij in gedachte bij elke tel de naam van een ongelukkige die ooit op zijn bevel gewurgd of gekielhaald was. "Dan kom ik weliswaar op een hoger getal uit, en duurt het allemaal wat langer, maar verder heb ik toch niet veel om handen. Ja, veel IN m'n handen!", snauwde Endenee in zichzelf..

Zijn aartsvijand, Hein Pietersz, de huidige kapitein, was intussen wakker geworden van het gestommel in het schip. Kreunend stapte hij met twee verkeerde benen uit zijn hangmat, waardoor hij met een harde klap op de grond kletterde.
"Godverdomme! 1600 kanonnen en granaatappels!" vloekte Hein. Hij wilde zich oprapen, maar zijn kater was groter dan gedacht. Hein raakte wederom in katzwijm.

-"Bonk! Bonk!" bonkte het plots.
"Is dat nu mijn hoofd?", mompelde Hein Pietersz half slapend, "Of staat er iemand op de deur te bonken?". Hij wist nu WEL overeind te komen, strompelde naar de stoel achter zijn tafel, ging zitten, pakte een fles rum, nam een paar slokken en riep toen eindelijk:
"Binnen!"

Het bleef een ogenblik stil. Eventjes werd Hein bang dat hij het gebonk in zijn eigen hoofd had gehoord, totdat de deur krakend, en tergend langzaam open ging.
"Gelukkig", dacht Hein, "Het moet wel een heel lelijk wijveke zijn wil ik liever hebben dat het de inhoud van mijn hersenpan is die aanklopt.
Wie zal het zijn?
Mijn ziel, dat ik heb verkocht aan de duivel,
mijn geweten, dat vermist is bij eb,
of mijn hart, verpand aan de zee?"

Een donkere gestalte stond in de deuropening.
"Laat je handen zien, laat je tanden zien, zijn die ook zo zwart?", vroeg Hein Pietersz.
Een parelwitte glimlach verscheen.
"Yo-ho 50!! 50-Floryn! Welkom mijn vriend EN ontdekker van Kaap da Good ol' Hood! Tenminste, dat was het toch?"
50-Floryn knikte glunderend.
"En, vertel! Is er land in zicht? Zo ja, welk land? Zo nee, wat kom je doen? Poepen in een ouwe voetbalschoen?"
"Footballschoen? Wat bedoelt u?", vroeg 50-Floryn vertwijfeld.
"Ach wat, ik had een visioen, en dat rijmt nu net toevallig op ouwe voetbalschoen. Wat dan? Poepen in een NIEUWE voetbalschoen, omdat we toevallig in 1602 leven, en de kans groot is dat voetbalschoenen dan minder oud zijn dan pak 'm beet 400 jaar later? Dat ik jou dat moet vertellen. De liefde voor voetbalschoenen zal bij onze nazaten groter zijn dan de zee. Dat zag ik ook in mijn visioen. Ja, 50-Floryn, ..ik had een droom! Ik droomde dat ik, jij, en onze nazaten de zeven zeeen zullen gaan regeren.
Daarom zijn we nu ook op reis, snap je? Koersend naar Nieu-Flevolandt, daar waar de schat met de zeven schatkaarten ligt! Hier kijk, voor me, ik zal de schatkaart voor je uitrollen, en dat doe ik niet voor iedereen!"
50-Floryn maakte dankbaar gebruik van zijn voorrecht, en keek over Heins schouder mee naar de schatkaart.

"Mooi!", mompelde 50-Floryn, "Maar is dat geen groot eiland?"
"Welnee!", antwoordde Hein luchtig. "Hooguit een mijl of tien breed! Maar we hebben geen tijd te verliezen, dus vertel me ogenblikkelijk wat je komt doen! Ik tel tot negen, blijf je zwijgen, dan heb je gezwegen."

Maar DAT zou 50-Floryn niet doen. Hij had namelijk iets heel belangrijks te vertellen. Damn right!

(wordt vervolgd)