Dossier Elections 2004

Op 19 januari werd in Iowa de aftrap genomen voor de Amerikaanse voorverkiezingen. De acht kandidaten: John Kerry, Howard Dean, Richard 'Dick' Gephardt, John Edwards, Dennis Kucinich, Al Sharpton, Wesley Clark en Joe Lieberman begonnen met goede moed aan een strijd die maanden zou gaan duren.

Vooraf werden de kansen van vooral Howard Dean hoog ingeschat. In Iowa verliep het echter anders dan verwacht, vrij onverwachts kwam senator John Kerry als winnaar uit de bus. In de landbouwstaat werd hij de meest geschikte kandidaat gevonden. Hij kreeg in totaal bijna 38 procent van de stemmen van de kiezers, John Edwards werd tweede en favoriet Dean werd derde. Dick Gephardt, die eindigde op een teleurstellende vierde plaats, stapte uit de race voor het presidentschap.

Tijdens de jaarlijkse State of the Union op 21 januari heeft president Bush zich voornamelijk gericht op de presidentsverkiezingen van november. Hij profileerde zich als een internationaal leider, een beschermheer van de traditionele waarden en een aanjager van de economie. Ook had hij veel aandacht voor de oorlog in Irak en de strijd tegen het terrorisme.
De Democratische presidentskandidaten reageerden afwijzend op de State of the Union. "Hardwerkende Amerikanen prikken er doorheen", zei John Kerry. Howard Dean sprak van een mislukte poging van Bush om maatschappelijk over te komen. John Edwards vond de 'troonrede' een 'State of Two America's'.

Bij de daaropvolgende voorverkiezing in New Hampshire was John Kerry wederom succesvol. Hij kreeg in totaal 39 procent van de stemmen, 26 procent van de stemmen ging naar Howard Dean. Wesley Clark eindigde op de derde plaats.

Op 3 februari verstevigde Senator John Kerry zijn positie door in vijf staten, Arizona, Delaware, Missouri, New Mexico en North Dakota de voorverkiezingen te winnen. Concurrent John Edwards won in South Carolina en Wesley Clark in Oklahoma. Senator Joseph Lieberman besloot om na twee teleurstellende weken waarin hij geen enkele zege behaalde, de strijd op te geven.

Uit de eerste opiniepeilingen na twee weken voorverkiezingen bleek dat de Democratische kiezers vooral op zoek waren naar iemand die in november de Republikeinse president Bush kon verslaan. Eerder werd al bericht dat Kerry volgens peilingen een goede kans maakte. De kiezers concentreerden zich ditmaal minder op inhoudelijke kwesties. Als grootste zorgen noemden de ondervraagden de economie, de werkgelegenheid en de gezondheidszorg in de VS. De onderwerpen Irak en terrorisme speelden niet meer zo duidelijk mee als voorheen.

In twee redelijk belangrijke staten, Washington en Michigan, won John Kerry weer de voorverkiezingen. Hiermee vergrootte hij zijn voorsprong op Howard Dean.

Een dag later, op 8 februari, werden de voorverkiezingen in Maine gehouden. Maar ook hier kon rivaal Howard Dean de senator uit Massachusettes niet de baas, laatstgenoemde ging met 45 procent van de stemmen naar huis terwijl Dean met 26 procent genoegen moest nemen.

In de zuidelijke staten Virginia en Tennessee, was John Kerry weer te sterk voor zijn opponenten John Edwards en Wesley Clark. Met respectievelijk 52 en 42 procent van de stemmen kwam de noorderling Kerry nog dichter bij de verkiezingen van november. Deze twee staten waren van groot belang in de voorverkiezingen, de afgelopen vijftig jaar zijn de zuidelijke staten namelijk van cruciaal belang geweest voor de Democraten.

Ondanks de reeks nederlagen hadden Clark en Edwards hun aanhang beloofd om net als Howard Dean door te gaan tot de belangrijke voorverkiezing in Wisconsin. Clark trok echter zijn conclusies nadat hij in Virginia genoegen had moeten nemen met een derde plaats.

Op 14 februari zette de Democratische senator John Kerry zijn opmars voort met winsten in Nevada en Washington D.C.. In de staat Nevada kreeg Kerry maar liefst 63 procent van de stemmen, meer dan drie keer zo veel als Howard Dean die tweede werd met zeventien procent.

De inmiddels gedoodverfde winnaar van de democratische voorverkiezingen deed het ook in de staat Wisconsin goed, al leek het er even op dat Kerry toch een nederlaag te verduren zou krijgen. Het mondde uit op een nek-aan-nek race tussen hem en senator John Edwards, die uiteindelijk met 40 tegenover 34 procent in het voordeel van Kerry werd beslecht.

Opmerkelijk aan de verkiezingen in Wisconsin is dat ook onafhankelijke kiezers en Republikeinen mochten meedoen. Die laatste groep zou ongeveer tien procent van de kiezers in Wisconsin bedragen. Kerry lijkt vooral populair onder de Democraten, terwijl Edwards het met name onder de onafhankelijken goed zou doen. Howard Dean eindigde met afstand van de nummer één en twee op de derde plaats.

Na deze tegenvaller besloot Dean, gouverneur in Vermont, het presidentschap niet langer na te streven. Dean zal zich op andere manieren inzetten om politieke veranderingen teweeg te brengen. Dean, die lange tijd de populairste kandidaat van de Democraten was, deed het al weken slecht in de voorverkiezingen. Al enige tijd werd er gespeculeerd dat Dean zich na Wisconsin zou terugtrekken. Zijn adviseurs meenden dat Dean kansloos was geworden en dat de voortzetting van de campagne zinloos was.

Zondag 22 februari maakte de 69-jarige Ralph Nader, voorvechter van de belangen van consumenten, in het politieke praatprogramma Meet the Press bekend dat hij als onafhankelijke kandidaat gaat deelnemen aan de verkiezingen. In 2000 deed Nader ook al mee, uiteindelijk kreeg hij nog geen drie procent van de stemmen. Dit was echter net genoeg om niet Al Gore maar Bush in het Witte Huis te krijgen.

De dinsdag daarop won de Democratische senator John Kerry de voorverkiezingen in de staten Idaho, Utah en Hawaï. In Utah en Idaho behaalde Kerry respectievelijk 55 procent en 54 procent van de stemmen. In beide staten werd Edwards tweede.

De kandidaat Kucinich haalde in Hawaï een opmerkelijke zege. Met 30 procent van de stemmen kwam hij op de tweede plaats. Tot dusver moest hij het doen met marginale percentages. Kerry kreeg hier 46 procent van de stemmen. De winst in deze drie staten heeft ertoe geleid dat Kerry van de twintig voorverkiezingen achttien overwinningen op zijn naam kon schrijven.

De drie grote Democratische kandidaten waren dinsdag ook niet in de drie staten. Ze concentreren zich op Super Tuesday (2 maart), wanneer in Californië, Connecticut, Georgia, Maryland, Massachussetts, New York, Ohio, Rhode Island, Vermont en Minnesota tegelijk voorverkiezingen worden gehouden