Genocideverdachte mag aan Rwanda uitgeleverd worden

Nederland mag een 38-jarige Rwandees die wordt verdacht van betrokkenheid bij de genocide in 1994 uitleveren aan Rwanda. Dat heeft de Hoge Raad dinsdag bepaald. Het is de eerste keer dat de Hoge Raad zich uitspreekt over uitlevering van een genocideverdachte aan Rwanda.

De zaak draait om Jean-Claude I. uit Voorburg. Hij had aangevoerd dat zijn recht op een eerlijk proces en een menselijke behandeling wordt geschonden als hij wordt uitgeleverd.

In december oordeelde de rechtbank in Den Haag al dat I. kan worden uitgeleverd. De verdachte ging in cassatie, maar de Hoge Raad heeft zijn beroep verworpen.

Rwanda vroeg Nederland vorig jaar om de uitlevering van I. Hij wordt verdacht van genocide en poging daartoe. Als leider van een doodseskader zou hij in 1994 hebben deelgenomen aan aanvallen op Tutsi's. Ze werden opgejaagd, uit hun huizen gehaald en weggevoerd naar plekken waar zij vervolgens massaal werden gedood. Het kwam voor dat slachtoffers levend werden begraven. Bij een van de aanvallen, op een technische school in de hoofdstad Kigali, vielen duizenden doden.

Het Landelijk Parket vindt dat vervolging van internationale misdrijven zo veel mogelijk moet plaatsvinden in het land waar de misdrijven zijn gepleegd. Daar bevindt zich immers het bewijs en zijn de achtergronden beter bekend. Ook bevinden de slachtoffers en nabestaanden zich daar.

Onder meer Noorwegen, Zweden en Denemarken hebben eerder genocideverdachten aan Rwanda uitgeleverd. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde in 2011 dat uitlevering aan Rwanda niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces en menselijke behandeling.