De krant

De krant zit stevig onder zijn linkerarm geklemd. Nog even, dan kan hij hem lezen. Eerst een geschikte plek vinden. Hij kijkt om zich heen. Hier is het een drukke winkelstraat, dat gaat 'm niet worden. Even verderop is een zijstraat; die loopt naar een park, weet hij. Hij is er vaker geweest. Zonder acht te slaan op het andere volk slaat hij af. Bijna botst hij tegen een meneer op. 'Kijk uit,' bromt die. Hij had evengoed ook zelf uit kunnen kijken, vindt hij. Zonder te reageren loopt hij door, de zijstraat in.

Ook hier lopen mensen, maar minder. Er staan reclameborden midden op straat, daar loopt hij omheen. Hij wijkt uit naar rechts en loopt vlak langs een kleine winkel die bij de deur een standaard met kranten heeft staan. Op ooghoogte ziet hij het lokale dagblad van vandaag en de schreeuwende kop met de foto erbij. 'Lees verder op stadspagina 4'. Hij blijft niet staan; de krant heeft hij al. Die zit al een tijdje stevig onder zijn linkerarm geklemd. Hij snuift en loopt verder. Ginds is het park. Een straat oversteken, het park in, vervolgens het grote pad een stukje volgen en na dan linksaf een kleiner pad in. Daar staat de bank. Gelukkig, die is leeg. Hij gaat zitten, pakt de krant en begint te bladeren. Zijn gedachten dwalen af.

- dreigend geluid, uit het zicht – er naar de stem - sporen. voorzichtig, du – laat het niet gebeuren, maar ik zal je h – et? wees daar gerust op, - l je niet vermoeien met details, laat dat maar aan m - je best gedaan, nu verder je m – wetensnood, nergens voor nodi – n volle vaart, dus licht - ijn beloop, heb er vrede mee, laat het los -

Is het morgen of middag? Hij pakt zijn krant weer op. Waar was hij gebleven? Zijn ogen glijden over de koppen en de foto's. Hij slaat een bladzijde om. Reclame. Bankstellen. Geen interesse. Nog een bladzijde verder. En nog een en nog een. Stadskatern. Kijk, nu wordt het interessant. Langzaam komt hij dichterbij pagina 4. Daar. Een grote foto bovenaan de bladzijde. Hij bekijkt hem niet, weet hoe het eruit ziet. Zijn ogen scrollen door de tekst. Twee lichamen aangetroffen in kleine kamers aan de ramen in de beruchte buurt. Hij kijkt er niet van op, maar knijpt zijn ogen tot spleetjes.

- e een kapot gebeukt, de ander – nisch van angst en - enauwens aan toe, toen gaf ze de gee – d, bloed, bloed, bloed, bl – nog meer – ijn vitale organen geraakt, tot pap gehakt, verm – otting tot op het bot, het geluid van staal dat afketst op het bee – zelf. – eenzelfde bedrag voor – langs je neus w – voor altijd verdwijnend in de mist van je vergetelh -

Hij schrikt op. Schichtig kijkt hij om zich heen. Er is niemand. Het park is stil. Alleen een verlaten houtduif op het grasveld. Hij kijkt weer in de krant en leest verder. De twee gevallen vonden plaats op twee verschillende locaties en op twee verschillende tijdstippen. Toch vermoedt de politie een verband. Zeker omdat er op een derde locatie een derde lichaam is gevonden. Een man. Nee, geen mannelijke prostituee, maar mogelijk een bezoeker. Een hoerenloper, hijgt hij. Bijna spuugt hij op de krant. Toch leest hij.

- steen. koud, hard, onlevend, een z – water en de noodzaak van tijd. - vrijheid. jij w – ndenkbaar in de tijd - ? – voor gevallen. aanbidding, verafgo – alen van de deadline. stel, - afspraak – de innerlijke onrust, steeds sterker in kracht, zal uitg - pijn, niet te negeren, het kruipt naar je kop en zal daa – elemaal gek wordt, krankzinnig van p – rede -

Hij schudt zijn hoofd, alsof hij gedachten kwijt wil raken. Nu komt hij weer tot zichzelf. Waar is hij? Als hij rondkijkt, weet hij het weer. O ja, de bank, het park. Hij buigt zich weer wat voorover naar het nieuwsblad.
Het artikel gaat door. Een man, die bekend staat als een centrale figuur in de wereld van de illegaliteit, is onlangs gevonden in de vaart. Dood. De politie sluit een misdrijf niet uit. Misschien is de dood van deze man gelinkt aan die van de twee vrouwen. En er zijn nog meer vragen, leest hij. Mogelijk betreft het een hele reeks misdrijven. Een eerste geval vond misschien al wel plaats tijden geleden, toen er op een koude decembermorgen een meisje dood gevonden werd. Ze lag op de hoek van een straat in de sneeuw, door geweld om het leven gebracht. Naast haar lag haar hond. Ook dood. De krant berichtte daar al eerder over en tot nu toe tastte de politie volledig in het duister. Over de andere zaken trouwens ook.

Wat een prul, deze krant. Hij slaat hem dicht, vouwt hem slordig op en klemt hem weer onder zijn arm. Dan staat hij op en loopt naar de prullenbak die een eindje van de bank verwijderd staat. Hij propt het dagblad in de bak en uit zijn jaszak haalt hij een aansteker. Ronald Haamschaar steekt het papier in brand. Zonder te bewegen kijkt hij naar de vlammen die uit de vuilnisbak slaan en dan langzaam doven. Er blijft weinig over van de krant.

-
Apeldoorn, augustus 2020