Bob de Grote - Kleine Bob

Hoofdstuk 2 - Kleine Bob (zie ook: Hoofdstuk 1)

Aan een alternatieve opvoeding kleven meer nadelen en contradicties, dan in eerste instantie al kan worden verwacht. Geertruida had Bob het liefst tot volledige wasdom willen brengen met enkel haar eigen inzichten en wijsheden. Het inpassen van een absoluut alternatief in een reguliere samenleving was echter vrijwel onmogelijk.

 Zo was het volledig onttrekken aan de leerplichtwet een lastige. Met name in het begin van de jaren zeventig liep je meteen een aanzienlijk risico om de kinderbescherming op je dak te krijgen. Bovendien besefte Geertruida ook wel dat zij in praktische zaken als rekenen en schrijven nu niet bepaald een rolmodel was. Ze was pragmatisch genoeg om de gratis assistentie van professionele leerkrachten dan maar te aanvaarden. Bovendien was een dagtaak in de opvoeding van Bob nogal een inbreuk op al haar andere bezigheden en die kon ze de wereld toch ook weer niet onthouden.

De contradictie zat hem in het feit dat een alternatieve opvoeding nog niet meteen een alternatief kind maakt. Bob leefde in twee werelden. Of eigenlijk in drie. Een alternatief leven wordt altijd weer beïnvloed door al die andere werelden.

Er was de compleet chaotische wereld van zijn moeder, welke werd bepaald door de waan van de dag en waarin het eerder geluk dan wijsheid was dat er altijd nog voldoende zekerheden aanwezig waren. Geertruida's moederinstinct bleek in de praktijk nog net sterk genoeg om elementaire zaken als een dak boven het hoofd, eten, drinken en redelijk fatsoenlijke kleding altijd weer te kunnen garanderen.

De wereld op school was die van orde, rust, regelmaat en verplichtingen. Bob speelde net zo graag met blokken, auto's en in de zandbak als ieder ander kind op de kleuterschool. Op de lagere school vond Bob rekenen minder leuk, maar genoot hij enorm van lezen en schrijven. Zijn moeder probeerde hem toch keer op keer weer haar eigen denkwijzen op te dringen. Bob bleef echter dezelfde wensen en voorkeuren als al zijn klasgenootjes vasthouden. Bob was gewoon een kind als ieder ander. Met dezelfde wensen en dromen.

Tenslotte was er nog de derde wereld. De wereld van oma Willemien.
Oma was drie jaar na de geboorte van haar enigste kind Geertruida al weduwe geworden. Een krachtige vrouw. Een gedisciplineerde vrouw. Een intelligente vrouw. Het feit dat Geertruida was wie ze was gaf al aan dat ze wel bijzonder recalcitrant moest zijn om zich zo aan het natuurlijke overwicht van haar moeder te kunnen onttrekken. En Willemien was dan weer intelligent genoeg om zichzelf het regelmatige ontsporen van haar dochter niet te veel aan te rekenen.

Voor Bob was oma de logische verbinding tussen de chaos en de rust en regelmaat. Oma was de zekere factor die altijd weer op het nut van zaken wist te wijzen. Oma was de nuance tussen de uitersten. En oma woonde ook gewoon om de hoek.

Bob was zes.
“Oma? Waar is mama?”
“Mama moet een paar dagen werken jongen. Volgende week is ze weer thuis.”
“Mag ik in jouw bed slapen oma?”
“Nee Bob. Ik heb speciaal voor jou een hele slaapkamer ingericht. Je hebt toch je eigen toverkamer? De elfjes waren juist zo blij dat jij weer kwam slapen.”

Dat had ze. Willemien had het volkomen onvoorspelbare karakter van haar dochter aanvaard en speciaal voor Geertruida's 'speciale klussen' had ze een kamer voor Bob ingericht. Zodat hij altijd zijn eigen vertrouwde slaapplek had. Met zorg had ze er een waar paradijsje van gemaakt. Door de verhoogde vloer moest Bob via drie traptreden de kamer in, waar zijn bed verzonken lag in de vloer. Alsof hij iedere avond afdaalde in zijn eigen holletje. Omringd met sprookjestaferelen op de wanden. En natuurlijk de maan, de sterren en de vele elfjes op het plafond. Het timmerwerk en de inrichting had Willemien helemaal zelf verzorgd. Het schilderwerk had ze met een gerust hart aan haar dochter overgelaten.

Ook dat was weer zo'n moment van Geertruida's latent aanwezige moederinstincten geweest. Geertruida spuugde op de rolbevestigende boodschappen van kinderverhalen en sprookjes. Op het opgedrongen beeld van goed en kwaad. Geertruida haatte de garantie van een 'happy end'. Maar voor haar zoon maakte ze dan toch maar weer een uitzondering en ze vertaalde de fantasieën van haar zoon en moeder probleemloos naar een waar spektakel op de wanden en het plafond van Bobs kamertje.

Die laatste 'speciale klus' paste weer veel beter in haar eigen straatje. Geertruida was door een obscuur protestkrantje uit Nijmegen ingehuurd om naar aanleiding van een polio-uitbraak, topless de burgers van Staphorst te interviewen. Een fotograaf kiekte vanaf veilige afstand plaatjes met een enorme telelens. Het krantje betaalde Geertruida tenslotte om de risico's te nemen. Tot twee keer toe werd ze door de politie bij een voordeur vandaan gehaald. Uiteindelijk werd ze preventief een week opgesloten. Willemien had nooit veel zin om dit soort extremiteiten naar waarheid aan haar kleinzoon te vertellen. Daarom noemde ze het maar 'een paar dagen werken'.

En Bob zweefde zo'n beetje tussen al deze werelden in.

Met mama was altijd wel wat spannends te beleven, maar schoolvriendjes hield hij liever bij moeder vandaan. Hij hield zielsveel van haar. Toch was er dat onderbewuste besef dat alles anders was in zijn eigen thuis.

Trots was Bob weer wel, als hij vriendjes zijn kamertje bij oma kon laten zien. Oma's huis kwam sowieso veel dichter in de buurt van wat hij bij andere kinderen thuis zag.

Op school probeerde Bob zo min mogelijk op te vallen en zo veel mogelijk op de andere kinderen te lijken. Geen enkel kind wil 'anders' zijn. Elk kind wil erbij horen.

Feitelijk was er alleen zijn eigen toverkamer bij oma waar Bob werkelijk en volledig zichzelf was. Verder leerde Bob al jong op verschillende momenten en onder verschillende omstandigheden, de meest toepasselijke en gewenste rollen te spelen. Tegen het einde van de lagere school was Bob hier reeds een meester in geworden.