Op het terras

Het voorzichtige voorjaarszonnetje heeft toch veel mensen uit hun huizen weten te lokken. De eigenaars van horecagelegenheden hebben vandaag voor het eerst een paar tafeltjes en stoeltjes buiten gezet. Het is onwennig voor de horecabezoekers om die keuze weer te moeten maken na de lange winter: gaan we binnen zitten, of  buiten? Als één schaap over de dam is, volgen er meer, zegt het spreekwoord, en dat blijkt maar weer als een groepje lawaaiige studenten zich neerzet op een terras op de drukke Ceintuurbaan. Andere mensen worden ook op het idee gebracht. Sommigen blijven staan en twijfelen. Ze lopen door, of ze gaan zitten. De jassen blijven dichtgeknoopt, want de wind is nog wel fris.

De obers lopen bedrijvig af en aan. Voor hen is het ook weer wennen, om ook het terras in de gaten te houden. Ook een hoop gedoe, de periode van tafels en stoelen naar buiten sjouwen en ’s avonds weer naar binnen, is weer aangebroken.

Er komt een dame aangelopen. Ze ziet er niet uit alsof ze het plan had om op een terrasje te gaan zitten, vandaag. Het lijkt alsof ze wordt verrast door de aanblik van tafeltjes en stoeltjes die buiten staan. Ze blijft staan. Er is nog een aantal tafeltjes vrij. Ze werpt een blik op haar horloge. Dan gaat ze op een van de rieten stoeltjes zitten, aan het verste tafeltje. Op het puntje, alsof ze het eigenlijk nog niet eens is met haar onverwachte besluit.

Een ober komt aangesneld. “Dag mevrouw! Lekker weertje, hè? We hebben de boel maar buiten gezet vandaag! Wat mag ik voor u betekenen?” Dat weet de dame nog niet. Ze is net bekomen van haar spontane actie om op dit terras neer te strijken. De ober kent zijn pappenheimers en weet er feilloos op in te springen. “Zal ik zo even bij u terugkomen? Wilt u misschien de kaart?” De dame knikt. Even komt er een zweem van een glimlach op haar gezicht.

De ober brengt haar de kaart en de dame bestudeert de vele mogelijkheden met een ernstig gezicht. Dan weet ze ineens waar ze trek in heeft. Tomatensoep met stokbrood. En een kop koffie. Ze legt de menukaart op tafel met het gezicht van iemand die net een belangrijke beslissing heeft genomen. De ervaren ober heeft het vanuit zijn ooghoeken gezien en komt weer naar haar tafeltje. Hij neemt vriendelijk de bestelling op en gaat naar binnen.

De dame installeert zich wat beter in het rieten stoeltje en knipt haar elegante handtas open. Ze haalt er een pakje sigaretten uit en legt dit met een aansteker op tafel. Ze steekt een sigaret op. Terwijl ze de rook uitblaast, kijkt ze om zich heen. Om haar heen begint het steeds drukker te worden, het terras stroomt vol. Verderop zit een oudere heer, ook alleen aan een tafeltje. Dit geeft haar troost.

“Mevrouw, zijn deze stoelen bezet?” Een vriendelijk jongensgezicht richt zich tot haar. “Nee hoor, je kunt ze rustig gebruiken,” antwoordt de dame met een lichte trilling in haar stem. Ze wordt vriendelijk bedankt en de drie lege stoelen die om het tafeltje heen stonden, verhuizen naar het tafeltje naast dat van haar. Daar zitten nu zeven jonge mensen. Ze lachen, ze praten, ze plagen elkaar en stralen een en al levensvreugd uit.

Haar lippen beven een beetje als ze weer een trekje van haar sigaret neemt. Ze heeft spijt van haar impulsieve daad. Met die drie stoeltjes om haar tafeltje heen had ze toch nog het gevoel dat het een volwaardig tafeltje was, ondanks het feit dat ze er alleen zit. Nu is het bijna een zielig gezicht: één tafeltje, één stoeltje en één vrouw. Meelijwekkend, bijna.
De ober heeft  haar bestelling gebracht. De soep ruikt heerlijk, het stokbrood is vers. Ze knoopt haar sjaal af en propt het ding wat onhandig achter haar rug. Even bekruipt haar een lichte irritatie. Aan haar linkerkant drukt de handtas zich hard tegen haar heup. Ze had gewoon een van de stoelen moeten claimen, voor haar spullen. Maar het is nu te laat om zich daar nog druk om te maken.

Ze eet haar soep en ze drinkt haar koffie. Het smaakt haar heerlijk. Ze begint zich ook wat meer op haar gemak te voelen. En eigenlijk is ze ook best trots op zichzelf. “Het eerste jaar is het moeilijkst. Bij alles word je ermee geconfronteerd, dat je dit voortaan alleen moet doen,” heeft haar therapeut gezegd. “De feestdagen, verjaardagen, alles wat je altijd samen deed, zul je nu alleen moeten doen. Maar na het eerste jaar zijn de scherpste kantjes er wel af.”

Zij kan zich nu niet voorstellen dat er een moment zal komen dat het niet zo’n pijn meer zal doen. Dat het gemis minder zal zijn. Maar dapper strijdt ze door. De Kerstdagen is ze redelijk doorgekomen, Oud en Nieuw heeft ze overleefd, en nu zit ze voor het eerst in haar eentje op een terras. Weer een overwinning!

“Zullen we maar eens gaan? Het wordt nu wel een beetje fris,” hoort ze zeggen aan het tafeltje naast haar. Ze kijkt verwonderd. Fris? Zij geniet juist van de warme zon op haar gezicht.

Dan ziet ze dat alle tafeltjes inmiddels de schaduw vangen van de grote bomen langs de weg. Behalve het verste tafeltje. Haar tafeltje. Dat staat glorieus in de voorjaarszon.